Vzr. ABRvS 1 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1150 – schorsing Opiumwet sluiting ivm twijfel over bekendheid als drugswoning en financiële situatie bewoner.

Deze procedure leent zich er niet voor om de noodzaak van de sluiting uitgebreid te beoordelen. Dat moet in de bodemprocedure gebeuren. Gelet op het voorgaande is er echter twijfel over de rol die de woning van [verzoekers] speelde bij de drugshandel. In het verlengde daarvan is niet evident dat de woning bekend was als drugspand. Daarom is niet buiten twijfel dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de burgemeester sluiting van de woning noodzakelijk mocht achten om de bekendheid van de woning als drugspand weg te nemen.

–         Evenredigheid

9.       Als het om de verwijtbaarheid gaat, kunnen [verzoekers] zich er niet achter verschuilen dat zij geen toegang hadden tot de slaapkamer van [zoon 1]. Zij zijn immers verantwoordelijk voor wat er in hun woning gebeurt. Dat laat onverlet dat kan worden betwijfeld dat zij redelijkerwijs hadden kunnen weten dat harddrugs in hun woning aanwezig waren. De harddrugs waren immers verstopt in een sok en konden dus alleen na uitgebreid en nauwkeurig zoeken worden gevonden. Als [verzoekers] al hadden moeten weten dat [zoon 1] dure merkkleding droeg en dat zij mede daarom hadden kunnen weten dat hij zich bezighield met drugshandel, is daarmee nog niet gezegd dat zij ook hadden kunnen weten dat er drugs in hun woning aanwezig waren.

De gevolgen van de sluiting van een woning zijn in de meeste gevallen groot. Op zichzelf betekent dat niet dat een woning niet mag worden gesloten. Door de coronapandemie en de daarmee samenhangende maatregelen is het echter, zoals de burgemeester ook niet betwist, nog lastiger dan anders om vervangende woonruimte te vinden. [verzoekers] kunnen daardoor namelijk niet bij familie of kennissen terecht. Daar komt nog bij dat [verzoeker B] volgens een verklaring van zijn huisarts tot een risicogroep behoort doordat hij diabetes en overgewicht heeft. [verzoekers] zullen dus vervangende woonruimte moeten huren. Zij hebben laten zien dat zij al tamelijk uitgebreid hebben gezocht naar vervangende woonruimte, maar dat het aanbod heel beperkt is en de kosten aanzienlijk zijn. Zij hebben weliswaar geen sluitend overzicht van hun financiële situatie gegeven, maar op basis van de grote hoeveelheid overgelegde stukken kan wel worden aangenomen dat hun financiële situatie verre van rooskleurig is. Het is dus maar de vraag of het zal lukken om vervangende woonruimte te vinden en te bekostigen. De burgemeester heeft gesteld dat [verzoeker A], [verzoeker B] en hun zoons in het uiterste geval in het Verdihuis terecht kunnen. Zij hebben echter gemotiveerd gesteld dat verre van zeker is dat zij daar daadwerkelijk kunnen verblijven. Verder hebben zij erop gewezen dat verblijf in het Verdihuis met name voor [verzoeker B] risicovol is door corona. Niet alleen omdat zij daar in de nabijheid van andere personen moeten verblijven, maar ook omdat daar maar in beperkte mate maatregelen ter voorkoming van een coronabesmetting kunnen worden toegepast.

Ook voor de evenredigheid geldt dat deze procedure zich niet leent voor een uitgebreide beoordeling en dat dit in de bodemprocedure moet gebeuren. Het voorgaande leidt er echter toe dat niet buiten twijfel is dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat sluiting van de woning evenredig is.

–         Conclusie

10.     Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet buiten twijfel is dat in de bodemprocedure de rechtbank zal worden gevolgd in het oordeel dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid om de woning te sluiten. In aanmerking genomen dat sluiting grote gevolgen heeft voor [verzoekers], ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@125597/202102709-2-a3/