Vzr. ABRvS 11 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:50 – Geen belang bij vovo omdat dwangsom al is verbeurd en betaald.

Spoedeisend belang

2.       De zaak gaat over het gebruik van de woning op het perceel [locatie] te Maasland door [verzoeker] en zijn gezin. Ter plaatse wordt door [partij] een glastuinbouwbedrijf geëxploiteerd, waar [verzoeker] voorheen heeft gewerkt. Omdat hij geen onderdeel meer uitmaakt van het bedrijf, en ter plaatse alleen een bedrijfswoning is toegestaan, heeft [partij] het college verzocht om handhavend op te treden wegens strijd met het bestemmingsplan. Hiertoe is door het college aan [verzoeker] een last opgelegd op verbeurte van een dwangsom van € 20.000,00 ineens om de bewoning van de woning te beëindigen. In de uitspraak van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2457, heeft de Afdeling geoordeeld dat het college terecht de last onder dwangsom heeft opgelegd, en heeft de Afdeling bepaald dat met terugwerkende kracht het besluit tot oplegging van de dwangsom en het besluit op bezwaar worden geschorst tot zes maanden na de dag van de verzending van de uitspraak, zodat [verzoeker] alsnog in de gelegenheid is gesteld om de overtreding te beëindigen.

3.       Nadien heeft [verzoeker] het college verzocht om de termijn waarbinnen hij de bewoning van de bedrijfswoning moet staken na afloop van de termijn van zes maanden op te schorten met één jaar.

Bij besluit van 10 januari 2023 heeft het college de termijn die aan [verzoeker] was gegund om de bewoning van de woning te beëindigen verlengd tot en met 1 april 2023. Het hiertegen gemaakte bezwaar heeft het college bij besluit van 27 juni 2023 ongegrond verklaard. De begunstigingstermijn heeft het college opgeschorst tot zes weken na het besluit op bezwaar. Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld bij de rechtbank. Vervolgens heeft het college de begunstigingstermijn verlengd tot en met 31 augustus 2023. Op die dag heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep tegen het besluit van 27 juni 2023, waarbij het beroep ongegrond is verklaard.

4.       Uit het vorenstaande volgt dat de begunstigingstermijn op 31 augustus 2023 is verstreken, zodat [verzoeker] op die dag van rechtswege een dwangsom heeft verbeurd van € 20.000,00 ineens. Dit betekent dat de last is uitgewerkt. Het college heeft schriftelijk laten weten dat het bedrag inmiddels door [verzoeker] is betaald.

5.       [verzoeker] wil met zijn verzoek voorkomen dat van rechtswege de dwangsom wordt verbeurd. Omdat de last al is uitgewerkt en de verbeurde dwangsom ook is betaald, kan hij dit echter met zijn verzoek niet meer bereiken. Daarom ontbreekt een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:50