Vzr. ABRvS 11 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1851 – Burenoverlast: bgm heeft in dit geval wel bevoegdheden, dus e-mail van bgm waarin hij zegt geen rol te zien in burengeschil is wel degelijk besluit.

Hoger beroep

7.       [verzoeker] voert aan dat hij niet juridisch onderlegd is, maar dat er volgens hem wetgeving moet zijn op grond waarvan de burgemeester bevoegd is om handhavend op te treden. De rechtbank had kritisch naar de feiten en omstandigheden moeten kijken. [verzoeker] betwist de overwegingen van de rechtbank over artikel 151d van de Gemeentewet, omdat de medebewoner ernstige hinder in en rond de woning veroorzaakt. [verzoeker] stelt dat de burgemeester een ruime bevoegdheid heeft op het gebied van handhaving. Hij wijst in dat verband op artikel 125 van de Gemeentewet. Ook biedt de Wth, anders dan de rechtbank heeft overwogen, een grondslag om op te treden. In het pand wordt een gezamenlijke huishouding gevoerd. De medebewoner heeft weliswaar een eigen achteringang, maar hij kan de voordeur gebruiken en het huis betreden. Ook het postadres is hetzelfde. De medebewoner kan de gezamenlijke douche en wc gebruiken en hij maakt ook gebruik van de gezamenlijke keuken. [verzoeker] betoogt dat de Wth een (gezins)relatie niet vereist.

7.1.    Ingevolge artikel 1:3 van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een rechtshandeling is volgens de wetgever gelijk aan een handeling die gericht is op enig rechtsgevolg. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraken van 30 januari 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC3065, en van 22 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:99), heeft een beslissing rechtsgevolg, als zij er op is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, of een juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen.

7.2.    Het geheel ontbreken van een bevoegdheid brengt in beginsel met zich dat geen rechtsgevolgen in het leven kunnen worden geroepen. De burgemeester heeft in zijn e-mail van 28 juli 2022 terecht overwogen dat hij niet bevoegd is om strafrechtelijke aangiftes in behandeling te nemen. Daarvoor bestaat geen publiekrechtelijke grondslag. Op dit punt heeft de burgemeester in de e-mail geen rechtsgevolgen in het leven geroepen.

Wat betreft het verzoek van [verzoeker] om maatregelen om veilig te kunnen wonen en niet steeds door de medebewoner met de dood te worden bedreigd, kan niet worden gezegd dat een bevoegdheid voor de burgemeester om op te treden geheel ontbreekt. Artikel 125 van de Gemeentewet bevat een algemene bestuursdwangbevoegdheid die kan worden toegepast ter handhaving van de wettelijke regels die de burgemeester uitvoert. Dat kunnen de wettelijke regels zijn voor woonoverlast, als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet, in samenhang gelezen met artikel 2:79 van de Algemene Plaatselijke Verordening Amersfoort (hierna: APV). Ook biedt artikel 2 van de Wth de burgemeester een publiekrechtelijke grondslag en daarmee een bevoegdheid om op te treden in huiselijk geweld-situaties. De rechtbank heeft daarom ten onrechte geoordeeld dat de burgemeester niet over een bevoegdheid beschikt om handhavend op te treden. Als vast staat dat er een mogelijke bevoegdheid bestaat, dan volgt daarna pas de inhoudelijke beoordeling of die regels in dit concrete geval ook van toepassing zijn. De burgemeester kan het verzoek dan afwijzen als niet aan de toepassingsvereisten wordt voldaan. De burgemeester kan op grond van de genoemde bepalingen dus wel rechtsgevolgen in het leven roepen. De e-mail waarin de burgemeester schrijft geen rol te hebben in het geschil met de medebewoner kan niet anders worden begrepen dan een afwijzing van het verzoek van [verzoeker] aan de burgemeester om maatregelen te treffen. De e-mail is daarmee een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb waartegen bezwaar openstaat. De burgemeester heeft het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard omdat de e-mail van 28 juli 2022 geen besluit zou zijn. De rechtbank heeft het vorenstaande ten onrechte niet onderkend.

Het betoog slaagt.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2023:1851