Vzr. ABRvS 28 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2186 – last niet splitsbaar tussen Wabo/Wm, dus Afdeling waarschijnlijk in eerste en enige aanleg bevoegd over het geheel.

6.  Tegen het besluit van 10 maart 2022 heeft [verzoekster] beroep ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft hij de voorzieningenrechter van de rechtbank om een voorlopige voorziening gevraagd. Voor zover het lasten 1 en 3 betreft heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank zich onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen.

Ingevolge artikel 8:6, eerste lid, in samenhang met artikel 2 van bijlage 2 van de Awb, is de Afdeling in ieder geval bevoegd in eerste en enige aanleg kennis te nemen van het beroep voor zover de lasten 1 en 3 zijn gestoeld op overtreding van artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer en artikel 13 van de Wbb respectievelijk artikel 33 van het Bbk. Voor zover de lasten zien op overtreding van artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo, is ingevolge artikel 8:6, eerste lid, van de Awb in beginsel de rechtbank bevoegd kennis te nemen van het beroep. Lasten 1 en 3 zijn echter niet splitsbaar in een deel dat is gebaseerd op de overtreding van de Wet milieubeheer en de Wbb respectievelijk het Bbk en een deel dat is gebaseerd op de overtreding van artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo. Het beroep tegen het besluit van 10 maart 2022, voor zover het betrekking heeft op lasten 1 en 3, is daarom evenmin splitsbaar; vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 6 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1458, onder 2. Gelet hierop gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de Afdeling zich in de hoofdzaak in eerste en enige aanleg bevoegd zal achten kennis te nemen van het beroep voor zover het betrekking heeft op lasten 1 en 3 als geheel.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@132294/202203375-2-r1/