Vzr. ABRvS 29 januari 2024. ECLI:NL:RVS:2024:306 – Zeldzame toepassingsbeschikking (artikel 5:31a Awb) getoetst. Ook al is bg-termijn vijf jaar geleden verstreken – uitgangspunt blijft dat aangekondigde bestuursdwang toegepast moet worden. Al helemaal als buurman erom vraagt.
8. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het verzoek om voorlopige voorziening uitsluitend ziet op de toepassingsbeschikking en niet op de last onder bestuursdwang. Zij beperkt zich dan ook tot een voorlopig rechtmatigheidsoordeel over de toepassingsbeschikking.
Volgens artikel 5:31a van de Awb kan een belanghebbende die door een overtreding wordt benadeeld het bestuursorgaan verzoeken om bestuursdwang toe te passen wanneer de begunstigingstermijn, zoals bedoeld in artikel 5:24, tweede lid, van de Awb is verstreken.
Vast staat dat de begunstigingstermijn op 1 oktober 2019 is verstreken en dat [verzoeker] geen uitvoering heeft gegeven aan de last. Het pand heeft nog steeds geen achtergevel. De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat [partij A] en [partij C] door de overtreding worden benadeeld. In hun brief van 21 augustus 2023 en ter zitting hebben zij in dat verband toegelicht dat hun pand oorspronkelijk een tussenwoning is. Door de ontbrekende achtergevel is de binnenmuur tussen hun pand en het pand van [verzoeker] blootgesteld aan weer en wind. Dit leidt tot water- en vochtoverlast en schade, aldus [partij A] en [partij C]. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is gelet hierop voldaan aan de in artikel 5:31a opgenomen voorwaarden voor het nemen van een toepassingsbeschikking.
9. Het voorgaande betekent dat het college het verzoek om toepassing van de bestuursdwang in beginsel moet inwilligen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De voorzieningenrechter vindt daarvoor steun in de memorie van toelichting bij artikel 5:31a van de Awb (Kamerstukken II, 2003-2004, 29 702, nr. 3, p. 108). Daarin staat dat als regel van een bestuursorgaan dat bestuursdwang aanzegt, mag worden verwacht dat het de bestuursdwang ook effectueert als de overtreder niet bereid blijkt binnen de gestelde termijn aan zijn verplichtingen te voldoen. Zowel de door de overtreden voorschriften beschermde belangen als de geloofwaardigheid van de overheid nopen tot dit uitgangspunt. Slechts in bijzondere omstandigheden kan er aanleiding zijn om bijvoorbeeld de overtreder nog iets meer tijd te gunnen dan aanvankelijk was voorzien, aldus de memorie van toelichting.
10. In wat [verzoeker] aanvoert ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat bijzondere omstandigheden in de weg staan aan het nemen van de toepassingsbeschikking.
Het lange tijdsverloop sinds het verstrijken van de begunstigingstermijn maakt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat er voor het college geen belang bestaat bij toepassing van de bestuursdwang. Het verzoek van [partij A] en [partij C] om toepassing van de bestuursdwang is immers een relevante nieuwe omstandigheid. Verder heeft het college in de toepassingsbeschikking en het verweerschrift uitgelegd dat de door [partij A] en [partij C] ervaren overlast en schade en de standzekerheid van het pand maken dat er groot belang is bij het tenuitvoerleggen van de bestuursdwang. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college een zwaarder gewicht mogen toekennen aan deze belangen dan aan het belang van [verzoeker] bij het afwachten van de uitkomst van zijn procedures over de last onder bestuursdwang en zijn vergunningaanvraag. Overigens heeft het college terecht erop gewezen dat het ook zonder de toepassingsbeschikking bevoegd is om de last ten uitvoer te leggen.
Het betoog van [verzoeker] dat het onmogelijk is om zonder omgevingsvergunning uitvoering te geven aan de last en zijn betoog dat hij de achtergevel niet meer in originele staat kan herstellen vanwege aanpassingen aan de keldermuur gaan over de last onder bestuursdwang. Dit besluit ligt in de huidige procedure niet voor. Naar aanleiding van [verzoeker]s betoog dat het ook voor het college onmogelijk is om de achtergevel in originele staat te (laten) herstellen, heeft het college ter zitting toegelicht dat het in overleg met een aannemer aan het onderzoeken is op welke wijze de achtergevel zal worden hersteld. Het college acht het dus niet onmogelijk dat toepassing wordt gegeven aan de bestuursdwang. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om daarover te twijfelen. Ook dit levert dus geen bijzondere omstandigheid op die in de weg staat aan de toepassingsbeschikking.
11. Gelet hierop wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.