Vzr. ABRvS 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1285 – schorsing last om restanten amfetamine drugslab op te ruimen – belangenafweging en twijfels of eigenaar tekort is geschoten in zijn verplichting om zich ’tot op zekere hoogte’ te informeren over gebruik van het pand.

2.       [verzoeker] is eigenaar van het pand aan de [locatie A] in Didam. In dit pand werd door derden (met)amfetamine(olie) geproduceerd. Als gevolg hiervan is het pand verontreinigd met kwik(II)chloride. De last onder dwangsom strekt ertoe dat [verzoeker] de in zijn pand aangetroffen kwik(II)chloride, de restanten van actief koolfilters en overige gevaarlijke afvalstoffen moet laten opruimen door een daartoe erkend bedrijf. De kosten van deze sanering zijn geschat op € 45.000. De hoogte van de dwangsom is bepaald op € 25.000. [verzoeker] is het niet eens met dit besluit en heeft daarom beroep ingesteld.

[verzoeker] verzoekt de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van 7 februari 2021 te schorsen totdat er door de Afdeling uitspraak is gedaan in de bodemprocedure.

3.       Niet in geschil is dat [verzoeker] niet betrokken was bij de productie van de (met)amfetamine(olie). De vraag of het college hem desondanks terecht heeft aangemerkt als overtreder, zal in de bodemprocedure moeten worden beantwoord. De voorzieningenrechter heeft voorshands wel enige twijfel of het college deugdelijk heeft gemotiveerd dat de overtreding aan [verzoeker] kan worden toegerekend. In het besluit van 7 februari 2021 heeft het college de overtreding aan [verzoeker] toegerekend, omdat van hem als eigenaar van het bedrijfspand mag worden gevergd dat hij zich, tot op zekere hoogte, informeert over het gebruik van het bedrijfspand. Het college heeft echter geen concrete feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat [verzoeker] hierin tekort is geschoten.

4.       Omdat deze procedure zich minder goed leent voor de beoordeling of het college [verzoeker] terecht heeft aangemerkt als overtreder, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het voorliggende verzoek te beoordelen aan de hand van een belangenafweging.

5.       Het belang van [verzoeker] is daarin gelegen dat hij wenst te voorkomen dat door hem de dwangsom van € 25.000 wordt verbeurd hangende de procedure in beroep. [verzoeker] wil in afwachting van de uitkomst van de beroepsprocedure nog geen uitvoering geven aan de last onder dwangsom. Hierbij heeft [verzoeker] erop gewezen dat de last volgens hem ten onrechte (alleen) aan hem is opgelegd en niet (mede) aan de feitelijke overtreders die bij het college bekend zijn.

Daartegenover staat het belang van het college, dat wenst dat de overtredingen worden beëindigd. Het college heeft het pand met een zelfstandige last onder bestuursdwang gesloten. Ter zitting heeft het college te kennen gegeven dat als de in het pand aanwezige stoffen niet worden opgeruimd hangende het beroep, dit geen nadelige gevolgen heeft voor de omgeving of het milieu, zolang het pand gesloten blijft.

6.       De voorzieningenrechter is na afweging van deze belangen van oordeel dat het belang van [verzoeker] bij schorsing van de last onder dwangsom zwaarder weegt dan het belang van het college bij uitvoering daarvan. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat het op laten ruimen van de verontreiniging [verzoeker] veel geld zou kosten, terwijl volgens het college van acuut gevaar voor de omgeving of het milieu geen sprake is zolang het pand gesloten blijft, wat door de opgelegde last onder bestuursdwang al ruim een jaar het geval is.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@131076/202201144-1-r4/