Vzr. ABRvS 8 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1913 – Gevaarlijke palen moeten weg bij de weg – voorzieningenrechter wijst erop dat palen weg moeten en ook weg moeten blijven hangende HB.

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       [verzoeker] is eigenaar van de weg en de berm over een lengte van 31 m voor de woning van [partij] aan [locatie] te Nederhorst den Berg. [partij] eigende zich volgens hem tijdens de bouw van haar woning de berm toe, onder meer door graafwerkzaamheden en het willen aanleggen van een inrit. Daarom wil [verzoeker] zijn eigendom afbakenen en voorkomen dat de berm opnieuw door [partij] ten onrechte wordt gebruikt. Daartoe heeft [verzoeker] in de berm, langs de erfgrens met [locatie], stalen palen in de grond aangebracht en liggend daarvoor betonnen balken geplaatst. Het college stelt dat de palen en balken de bruikbaarheid van de weg aantasten, omdat de situatie verkeersonveilig is. Het college heeft een last onder dwangsom opgelegd, ertoe strekkend dat de palen en balken worden verwijderd en die verwijderd te houden, onder verbeurte van een dwangsom van € 150 per week, met een maximum van € 1.500. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college handhavend mocht optreden.

3.       In dit geding gaat het nog om de palen met nrs. 3, 4, 6, 7, 9, 10, 11, 13, 15 en 17 en de balken met nrs 5, 8, 12 en 14. De stalen palen hebben een lengte van maximaal 6 m, steken ongeveer 1 m boven het maaiveld uit en hebben een diameter van 175 tot 280 mm. De betonbalken zijn tussen de 3,9 en 7 m lang, en hebben een breedte en hoogte van 400 of 500 mm. Het college heeft de begunstigingstermijn verlengd totdat in deze voorlopige voorziening uitspraak wordt gedaan. Met het verzoek beoogt [verzoeker] te voorkomen dat hij hangende het hoger beroep de palen en balken moet verwijderen en verwijderd moet houden. De voorzieningenrechter zal dit verzoek beoordelen aan de hand van een belangenafweging.

4.       Tussen partijen is niet in geding dat op dit stuk van de Eilandseweg een maximumsnelheid van 60 km/u geldt. Gezien de afstanden van 1,10 m tot 1,96 m tot de wegverharding en de omstandigheid dat de starre obstakels niet meegeven, heeft het college de palen en balken als verkeersonveilig mogen aanmerken. De voorzieningenrechter ziet niet in waarom het voor [verzoeker] nodig was zijn perceel met deze zware obstakels af te bakenen en niet te kiezen voor een meer traditionele vorm erfafscheiding. Anders dan [verzoeker] kennelijk meent, bestaan daarvan ook niet-gammele exemplaren. De vergelijking met andere objecten die op kortere afstand van de Eilandseweg staan, gaat niet op. Deels gaat het om bijvoorbeeld verkeersborden, die constructief zo zijn gemaakt dat ze afbreken als er tegenaan wordt gereden of bestaande gebouwen. Ook heeft het college deze situatie prioriteit gegeven omdat er een verzoek om handhaving aan ten grondslag lag. Verder acht de voorzieningenrechter het oordeel van de rechtbank dat de berm onder het toepassingsbereik van artikel 2:10 van de APV valt, op voorhand niet onjuist. Ook overigens ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep geen stand kan houden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter mocht het college dus handhavend optreden. Gelet op de verkeersveiligheid bestaat geen aanleiding de begunstigingstermijn verder te verlengen. Ter zitting is gebleken dat [verzoeker] inmiddels gedeeltelijk uitvoering aan de last heeft gegeven door op 25 april 2024 de betonnen balken te verwijderen. Voor zover [verzoeker] ter zitting heeft gesteld dat er aan het uithalen van de palen nog wel kosten zullen zijn verbonden, is niet aannemelijk gemaakt dat deze zo hoog zijn dat dit belang zou moeten opwegen tegen het belang van de verkeersveiligheid gedurende de bodemprocedure.

Het betoog slaagt niet.

5.       De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. [verzoeker] zal ook de palen moeten verwijderen. De voorzieningenrechter zal een termijn stellen waarbinnen [verzoeker] alsnog (volledig) uitvoering moet geven aan de last. Duidelijk moge zijn dat [verzoeker] zich aan de last gestelde voorschriften moet houden, waaronder de voorschriften van Waternet, nu de palen zich in een waterkering bevinden.

Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter nog op dat deze uitspraak ook tot gevolg heeft dat de palen en balken hangende de bodemprocedure verwijderd moeten blijven. Verder wijst de voorzieningenrechter erop dat het college zich ter zitting bereid heeft verklaard met [verzoeker] overleg te plegen over een andere vorm van erfafscheiding. Ook heeft het college aangegeven handhavend op te zullen treden indien [partij] de berm op onrechtmatige wijze gebruikt.

6.       Het college hoeft geen proceskosten te betalen.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:1913