Vzr. Rb. Limburg 25 februari 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:1895 – Opiumwet sluiting, zoon handelt in drugs, moeder minder verwijtbaar – persoonlijke omstandigheden en gevolgen sluiting leiden tot onevenredigheid.
16.3. De voorzieningenrechter overweegt over de verwijtbaarheid van verzoekster als volgt. Vaststaat dat de verdovende middelen en de attributen zijn aangetroffen in de slaapkamer van haar jongste zoon en een gebruikershoeveelheid in de slaapkamer van de andere zoon (verzoeker). Elders in de woning is niets aangetroffen. Niet gebleken is van loop van en naar de woning en evenmin van overlast. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het niet onwaarschijnlijk dat verzoekster geen weet had van de aanwezigheid van de drugs en attributen. Dit laat evenwel onverlet dat uitgangspunt is dat zij als huurder van de woning verantwoordelijk is voor de gang van zaken in en om de woning in die zin dat, van haar mag worden verwacht dat zij bekend is met het gebruik van de verschillende vertrekken van de woning en de daarin aanwezige goederen. Hieromtrent overweegt de voorzieningenrechter echter dat gebleken is dat verzoekster al vele jaren gebukt gaat onder de gevolgen van ernstige ex-partnerproblematiek. Uit de door haar overgelegde stukken blijkt dat de ex-echtgenoot, tevens vader van de beide zonen, haar lastig valt en stalkt, zowel thuis als op het werk, ook door het plaatsen van camera- en opnameapparatuur. De strafzaak tegen hem waarin zij als slachtoffer is aangemerkt, wordt binnenkort behandeld. Uit de mail van 21 januari 2021 van Bureau Jeugdzorg blijkt dat dit langdurig bij het gezin betrokken is geweest in verband met de onder toezichtstelling van de beide zonen en de handelwijze van de ex-echtgenoot voor grote problemen heeft gezorgd en dat nog steeds doet. Bureau Jeugdzorg uit zijn zorgen over de psychische gezondheid van verzoekster die volgens hem aan “het eind van haar latijn” is. Uit de overgelegde informatie van de huisarts blijkt dat verzoekster voor haar psychische klachten medicatie krijgt voorgeschreven. Gelet op al deze omstandigheden ontstaat het beeld van iemand die uiterst kwetsbaar is en zich slechts met grote moeite staande weet te houden. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat het verzoekster minder zwaar dient te worden aangerekend dat zij onvoldoende waakzaam is geweest met betrekking tot het gebruik van de slaapkamer door haar jongste zoon, zodat er sprake is van verminderde persoonlijke verwijtbaarheid van de overtreding.
[….]
16.9. Aan het sluiten van de woning is inherent dat verzoekers de woning moeten verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat in verzoeksters geval sprake is van omstandigheden die maken dat de gevolgen van de sluiting onevenredig zijn. Het belang van verzoekster om in haar woning te kunnen blijven dient, gelet op de hierna te bespreken omstandigheden, zwaarder te wegen dan het belang van verweerder om de woning te sluiten. Het gevolg van de sluiting van (slechts) één maand is dat verzoekster niet meer kan terugkeren naar haar woning, omdat de woningbouwvereniging de huurovereenkomst buitengerechtelijk zal ontbinden. Verzoekster komt daardoor op de ‘zwarte lijst’ te staan, waardoor het voor haar zeer moeilijk, zo niet onmogelijk wordt een woning binnen de sociale huursector (in Roermond of directe omgeving) te huren. Daarbij komt dat verzoekster haar werk in Roermond heeft waarbij zij op twee van de vier dagen zowel in de ochtend als in de avond werkt. Verzoekster heeft geen auto en gaat op de fiets naar haar werk. Mogelijk gevolg is dat zij, indien zij is aangewezen op huisvesting buiten (de directe omgeving van) Roermond, haar werk onder druk komt te staan, omdat zij dan is aangewezen op openbaar vervoer en zal worden geconfronteerd met langere reistijden dan thans het geval. Verzoekster is alleenstaand en afhankelijk van haar werk om financieel rond te komen. De voorzieningenrechter betrekt daarbij ook de hiervoor onder 16.3 geschetste persoonlijke omstandigheden die meebrengen dat stabiliteit (zo blijkt uit het slot van de reeds genoemde email van Bureau Jeugdzorg van 12 januari 2021) (ook) voor verzoekster belangrijk is. Gelet op het samenstel van deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoekster om de woning niet te sluiten zwaarder weegt dan het belang van verweerder om te sluiten.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBLIM:2021:1895