Vzr. Rb. Noord-Nederland 13 juni 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:2365 – VoVo met als doel om voor te piepen in de rij beroepszaken afgewezen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit beroep is ingesteld bij de bestuursrechter, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2.1.

Verzoekster betoogt dat zij spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening omdat zij zich niet kan permitteren de afloop van de beroepstermijn af te wachten omdat met de bedrijfsvoering ingrijpende langetermijninvesteringen zijn gemoeid en verzoekster wil weten of de aan de orde zijnde activiteiten in een ongewijzigde vennootschapsrechtelijke structuur kunnen worden verricht dan wel dat de activiteiten niet toegestaan zijn en daarvoor een andere opzet moet worden georganiseerd. Het beroepschrift is er erop gericht om het gegeven dat verzoekster niet als zelfstandige inrichting kan opereren te bestrijden, omdat de besluitvorming hierover juridische grondslag mist. Verzoekster heeft hierover op korte termijn uitsluitsel nodig voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen dan wel meldingen; zonder voorlopige voorziening komt verzoekster niet verder met grote financiële consequenties van dien.

2.2.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat er op dit moment geen sprake is van onverwijlde spoed op grond waarvan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening zou moeten treffen.
Daarbij is in de eerste plaats van belang dat de begunstigingstermijn tot en met 30 november 2023 loopt. Verder heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft. Het betoog van verzoekster is niet zozeer gericht op het verkrijgen van een voorlopige voorziening hangende de bodemprocedure, maar meer op een spoedig eindoordeel over de met het beroep aan de rechtbank voorgelegde vraag over de opgelegde last onder dwangsom. Daarvoor is de voorlopige voorzieningenprocedure niet bedoeld. De verwachting dat er niet voor afloop van de begunstigingstermijn een uitspraak in de bodemprocedure is gedaan, maakt niet dat er nú sprake is van een spoedsituatie.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBNNE:2023:2365