CBb 10 mei 2022, ECLI:NL:CBB:2022:218 – ontbreken testcertificaat betekent niet dat kinderbed per definitie onveilig is. Aan NVWA om dat te bewijzen: “andere opvatting verdraagt zich niet met onschuldpresumptie”.

Print deze pagina

De rechtbank heeft de boete in stand gelaten, ervan uitgaande dat deze was gebaseerd op het feit dat de uitvalbeveiliging van de kinderbedden niet voldeed aan de in voorschrift 3.3.9 van bijlage II bij de Regeling gestelde eisen aan de uitvalbeveiliging van de kinderbedden. De toezichthouder van de NVWA heeft bij de controlebezoeken geconstateerd dat de kinderbedden niet voldeden aan dit voorschrift. In de e-mailwisseling tussen appellante en de toezichthouder ging het aanvankelijk ook voornamelijk over de eisen waaraan de uitvalbeveiliging van de kinderbedden moest voldoen. In deze correspondentie is het accent gaandeweg komen te liggen op de problemen die appellante ondervond bij het verkrijgen van een testrapport voor de vaste bedden in haar kinderopvang. In de schriftelijke waarschuwing ging het alleen nog over het ontbreken van een testrapport of certificaat. In het boetebesluit heeft de minister het niet kunnen overleggen van een testrapport of certificaat als enige beboetbare feit genoemd. De minister heeft eraan voorbij gezien dat een testrapport of certificaat niet meer is dan een bewijsmiddel waaruit kan blijken dat kinderbedjes aan de normen voldoen. De minister verbindt aan het ontbreken daarvan de gevolgtrekking dat een bewijsvermoeden ontstaat dat de bedden niet voldoen aan de wettelijke normen, in dit geval die met betrekking tot de uitvalbeveiliging (voorschrift 3.3.9, onder b, van bijlage II), wat vervolgens door appellante weerlegd moest worden. De rechtbank heeft deze redenering impliciet gevolgd en geoordeeld dat dit voldoende duidelijk was voor appellante. Daarmee is de rechtbank eraan voorbijgegaan dat het niet aan appellante is om te bewijzen dat zij niet in staat van overtreding verkeert wat betreft de veiligheid van de kinderbedden. Ook nu zij geen (geldig) testrapport of certificaat kan overleggen is het nog steeds aan de minister om te bewijzen dat sprake is van een overtreding. Een andere opvatting verdraagt zich niet met de onschuldpresumptie die onder meer is neergelegd in artikel 6, derde lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CBB:2022:218

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *