4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 24 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3434, is het binnentreden van een woning tegen de wil van de bewoner een zeer ingrijpend middel dat alleen kan worden ingezet indien het vermoeden van een illegale situatie voldoende serieus is en het voor de bevestiging van dit vermoeden redelijkerwijs noodzakelijk is dat toegang wordt verkregen tot die woning omdat geen minder ingrijpende middelen aanwezig zijn.
4.1. Volgens de machtiging tot binnentreden is de machtiging afgegeven om te controleren of de bepalingen uit de Woningwet en het Bouwbesluit worden nageleefd. De burgemeester heeft in zijn besluitvorming toegelicht dat tijdens het controlebezoek van het perceel van [appellant] op 17 september 2019 is waargenomen dat ventilatieopeningen aan de buitenzijde van de woning waren dichtgezet en dat sprake was van condensvorming op de ramen, zodat er een vermoeden was van een illegale en gevaarlijke situatie, in het bijzonder vanwege de kans op koolmonoxidevergiftiging.
De Afdeling overweegt, zoals zij onder meer in de uitspraak van 24 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3434, al heeft overwogen, dat de Woningwet op zichzelf een grondslag kan vormen voor het binnentreden van een woning. In dit geval is de formulering van de machtiging echter dermate ruim dat daaruit geen noodzaak tot binnentreden tegen de wil van de bewoner kan worden afgeleid. Van het controlebezoek op 17 september 2019 is geen rapport opgesteld, zodat uit dat bezoek evenmin direct een noodzaak tot binnentreden tegen de wil van de bewoner kan worden afgeleid. De Afdeling overweegt verder dat tussen het moment van het bezoek aan het perceel en de datum van afgifte van de machtiging een tijdspanne van nagenoeg twee weken is gelegen. Gelet op deze ruime tijdspanne kan uit de door de burgemeester genoemde reden niet zonder meer de noodzaak worden afgeleid om de woning van [appellant] tegen zijn wil binnen te treden. De burgemeester heeft ter zitting van de Afdeling niet kunnen toelichten waarom, uitgaande van acuut gevaar voor de gezondheid van [appellant] vanwege koolmonoxidevergiftiging – nagenoeg twee weken is gewacht met het binnentreden. Dat desondanks om die reden noodzaak bestond de woning van [appellant] tegen zijn wil te betreden, is dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt. De stelling van de burgemeester dat hij zich zorgen maakte over het algehele welbevinden van [appellant] is hiertoe eveneens onvoldoende.
Naar het oordeel van de Afdeling is dan ook onvoldoende vast komen te staan dat een zo ingrijpend middel als het binnentreden van de woning van [appellant] noodzakelijk was om het vermoeden van een illegale situatie bevestigd te krijgen. Het besluit van 30 september 2019 is, gelet daarop, in strijd met artikel 3, derde lid, van de Awbi en is ten onrechte bij het besluit van 1 april 2020 in stand gelaten. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Het betoog slaagt.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@131353/202101134-1-a3/
Leave a Reply