3.3 In artikel 2:24 van de APV, noch elders in de APV, is een bestuursorgaan aangewezen dat bevoegd is een last onder dwangsom bij overtreding van deze bepaling op te leggen.
Bij het opleggen van een last onder dwangsom gaat het niet om het feitelijk herstellen van de openbare orde ten aanzien waarvan gelet op artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet uitsluitend de burgemeester is belast. Aan de orde is of de burgemeester deze bevoegdheid kan uitoefenen.
In situaties waarin de last onder dwangsom niet wordt opgelegd om het feitelijk herstel van de openbare orde te bereiken, maar bijvoorbeeld om overtreding van de verbodsbepaling in te toekomst te voorkomen, kan, zoals de Afdeling in haar uitspraak van 25 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3274, heeft geoordeeld, het college worden aangewezen als bevoegd bestuursorgaan om een dwangsom op te leggen. Dit betekent echter niet dat de burgemeester die bevoegdheid niet ook toekomt. Anders dan [appellant] betoogt, kan dat niet uit de uitspraak van de Afdeling van 25 september 2019 worden afgeleid. Dat de burgemeester ook bevoegd blijft volgt ook uit de door de burgemeester genoemde uitspraak van de Afdeling van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1117). Daarin is geoordeeld dat de burgemeester ter voorkoming van handel in drugs op openbare plaatsen, bevoegd was om een last onder dwangsom op te leggen. In die zaak ging het, net als in deze zaak, ook niet om het feitelijk herstellen van de openbare orde. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat de burgemeester in dit geval bevoegd was om een last onder dwangsom aan [appellant] op te leggen ter zake van de overtreding van artikel 2:24 van de APV.
3.4 Het betoog slaagt niet.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RVS:2022:2316
Leave a Reply