4.3. Tussen partijen is in geschil of de verwijdering van het schoorsteenkanaal op de eerste verdieping de draagconstructie heeft veranderd. De Afdeling overweegt dat het aan het college is om dit aannemelijk te maken, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1311, overweging 3.3.
4.4. Het college heeft zich gebaseerd op de bouwtekeningen van het pand. In de uitspraak van de Afdeling van 20 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2005, waar partijen naar verwijzen waren bouwtekeningen, en de bijbehorende toelichting van het college, voldoende om aan te nemen dat de draagconstructie was veranderd. In die zaak was, zoals [appellant] stelt, de conclusie van het college inderdaad niet bestreden, maar hieruit volgt niet dat tekeningen en een toelichting daarop niet voldoende kunnen zijn om te concluderen dat de draagconstructie is veranderd.
De Afdeling is van oordeel dat het college zich op de tekeningen heeft mogen baseren omdat [appellant] tijdens de controle door de inspecteur van de Haagse Pandbrigade geen toegang heeft willen geven tot de ruimte waar de schoorsteen zich bevindt. Het college stelt dat de tekeningen voldoende aannemelijk maken dat verwijdering van het schoorsteenkanaal de draagconstructie op enige wijze heeft veranderd. Hierbij heeft het college rekening gehouden met de periode waarin de woningen zijn gebouwd. Volgens het college is de raveling op de bouwtekening alleen voor het opvangen van de vloerbalken. De raveling ligt – in verband met warmteoverdracht – vrij van het metselwerk van de schoorsteen. Het bovendakse schoorsteenkanaal dat tot in de kruipruimte doorloopt – gespiegeld aan eenzelfde kanaal in de woningen daarnaast – zorgt voor stabiliteit en heeft een dragende functie om het bovenliggende gewicht op te vangen. Het weghalen van het kanaal verzwakt de constructie en zorgt volgens het college voor (over)spanningen in de constructie die kunnen leiden tot scheurvorming.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college hiermee aannemelijk gemaakt dat de draagconstructie door het verwijderen van het schoorsteenkanaal is veranderd. Dit standpunt van het college is vervolgens bevestigd in het verslag van de STAB. In het verslag van de STAB staat onder andere dat “het verwijderen van het schoorsteenkanaal op de eerste etage de draagconstructie van (een deel van) het pand wel heeft beïnvloed doordat met het verwijderen van het schoorsteenkanaal bij nummer 8 de stabiliteit van het gehele schoorsteenkanaal is verstoord”. Dat niet met 100% zekerheid kan worden vastgesteld hoe het schoorsteenkanaal onderdeel uitmaakt van de draagconstructie, doet er niet aan af dat op basis van de beschikbare gegevens, waaronder de tekeningen, aannemelijk is dat de draagconstructie is veranderd. De verklaringen van Constructie Adviesbureau Booms en een aantal anderen die [appellant] heeft overgelegd die inhouden dat de draagconstructie niet is veranderd, doen hier niet aan af omdat die verklaringen niet vergezeld gaan van onomstotelijk bewijs van de juistheid van de in die verklaringen ingenomen standpunten.
Dat de rechtbank de STAB heeft ingeschakeld en zich laat voorlichten door de STAB over technische aspecten in deze zaak, betekent, anders dan [appellant] meent, niet dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van een verandering van de draagconstructie en dat alleen al daarom sprake was van een motiveringsgebrek in het besluit van 23 september 2019. Zoals uit het voorgaande blijkt heeft het college wel aannemelijk gemaakt dat sprake was van verandering van de draagconstructie. Ook de stelling dat geen schade zichtbaar is in de woningen, doet niet af aan de conclusie dat aannemelijk is dat de draagconstructie is veranderd omdat sprake kan zijn van een verandering die niet tot zichtbare schade leidt of nog niet tot zichtbare schade heeft geleid.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college zich op het standpunt kon stellen dat aannemelijk is dat de draagconstructie is veranderd, en dat geen sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdeel 8, van bijlage II van het Bor. Voor de verwijdering van het schoorsteenkanaal was daarom een omgevingsvergunning nodig, waarover [appellant] niet beschikt. Het college was daarom bevoegd om handhavend op te treden.
Voor zover [appellant] er ter zitting op heeft gewezen dat uit de tool/vergunningencheck op de website van de gemeente volgde dat zij geen omgevingsvergunning hoefde aan te vragen, oordeelt de Afdeling dat – al aangenomen dat dit zo was – [appellant] hieraan niet gerechtvaardigd het vertrouwen kon ontlenen dat geen sprake was van een vergunningplicht voor het verwijderen van het schoorsteenkanaal. Eén van de vragen in de tool/vergunningencheck is of de draagconstructie van het bouwwerk wordt veranderd, de uitkomst is dan uiteraard afhankelijk van wat hierbij wordt ingevuld.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat sprake was van een overtreding en het college op juiste gronden is overgegaan tot het opleggen van de last onder dwangsom.
Het betoog slaagt niet.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RVS:2022:2813
Leave a Reply