“Evenredigheid
6. [appellant] betoogt dat het bestreden besluit niet proportioneel is. Hij heeft voor beveiliger gestudeerd, een ernstig ongeval gehad en zijn huwelijk zien eindigen. De baan als beveiliger is voor hem een mogelijkheid zijn leven weer op te pakken. Het belang van de korpschef bij een weigering kan ook worden gediend door hem minder lang uit te sluiten of door toestemming onder voorwaarden te verlenen, aldus [appellant].
6.1. Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld, heeft artikel 7, vierde lid, een dwingendrechtelijk karakter. Indien de korpschef [appellant] onbetrouwbaar acht, mag hij geen toestemming verlenen. Er is daarom ook geen ruimte voor een belangenafweging (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2022 ECLI:NL:RVS:2022:766, onder 7.1). De korpschef moet alleen beoordelen of [appellant] voldoende betrouwbaar is. Dat [appellant] voor de functie van beveiliger heeft gestudeerd, een ernstig ongeval heeft gehad en zijn huwelijk ten einde is gekomen zijn omstandigheden die, hoe spijtig dat ook voor hem kan zijn, geen verband houden met de beoordeling of [appellant] voldoende betrouwbaar is. Ook het voorwaardelijk verlenen van toestemming past niet binnen het dwingendrechtelijk kader van artikel 7, vierde lid, van de Wpbr.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.”
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@133272/202102826-1-a3/
Leave a Reply