Andere bijzondere omstandigheden
22.1
Eiseres stelt dat verweerder van handhaving moet afzien, omdat bij eiseres het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat zij het bouwwerk zonder omgevingsvergunning mocht bouwen zoals zij dat heeft gedaan en dat zij het ook zonder omgevingsvergunning in gebruik mocht nemen zoals zij heeft gedaan. Eiseres beroept zich op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 28 mei 2019, de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 4 augustus 2020 en wijst op e-mailberichten van 9 januari 2019 van de heer [naam 4] , team beleid en vergunningen van de gemeente Texel en van 1 maart 2018 van [naam 5] , klantenadviseur dienstverlening bij de gemeente Texel. Eiseres stelt dat er niet in afwijking van de tekeningen die in 2019 zijn beoordeeld is gebouwd.
22.2
Verweerder stelt dat van een toezegging die ziet op vergunningsvrij bouwen geen sprake is. De toezegging van de ambtenaar over het bouwen en gebruik van het L&O bouwwerk was immers gebaseerd op een ander bouwwerk dan het bouwwerk dat uiteindelijk is gerealiseerd. Het bouwwerk dat aan [naam 4] was voorgelegd had een hoogte van 2,90 meter. Gerealiseerd is een bouwwerk dat deels 3,05 meter hoog is.
Voor het gebruik van het bouwwerk was wel sprake van een ondubbelzinnige toezegging, die ook aan verweerder kan worden toegerekend. Verweerder is evenwel niet gehouden de toezegging na te komen. De te maken belangenafweging valt niet in het voordeel van eiseres uit. Verweerder vindt dat (het gezin van) derde-partij door de afmeting van het L&O bouwwerk en de gasten die eiseres daarin ontvangt onevenredig nadelig is getroffen in haar woongenot. Het belang van eiseres bij het behoud van het L&O bouwwerk is financieel van aard, zij genereert daarmee inkomen, en weegt niet op tegen het belang van derde-partij en het algemeen belang van een goede ruimtelijke ordening en het borgen van een goed woon- en leefklimaat in een woonwijk. Op verweerder kan mogelijk wel de verplichting rusten de schade die er zonder het vertrouwen niet geweest zou zijn, te vergoeden. Een daartoe strekkend verzoek om schade is bij verweerder in behandeling.
22.3
De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder de stelling dat het L&O bouwwerk in afwijking van de aan [naam 4] voorgelegde tekening is gerealiseerd, heeft gebaseerd op het opnamerapport van 19 mei 2022. Uit dit opnamerapport volgt dat de hoogte van het bouwwerk aan de zijde van de aanbouw 3,05 meter hoog is en dat de hoogte van het bouwwerk ter hoogte van de achterste slaapkamer 2,93 meter hoog is. De beide hoogtes zijn gemeten vanaf de bestrate tuin.
Duidelijk is ook dat in de tekeningen die zijn voorgelegd aan [naam 4] de hoogtes niet zijn gemeten vanaf de bestrate tuin, maar zijn gerelateerd aan het peil.
Nu er sprake is van een verschil tussen de meetmethoden gehanteerd in de voorgelegde tekeningen en het opnamerapport en ook niet inzichtelijk is gemaakt hoe deze methoden zich tot elkaar verhouden, is niet vast komen te staan dat het L&O bouwwerk wat betreft de hoogte daarvan anders is uitgevoerd dan aan [naam 4] is voorgelegd. Ook op dit punt komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om de zaak op dit punt terug te verwijzen naar verweerder, omdat ook als zou blijken dat er wel een concrete toezegging zou zijn gedaan die aan het bestuursorgaan is toe te rekenen, gelijk verweerder heeft erkend met betrekking tot het gebruik, dit er niet toe leidt dat het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt. Ter motivering van dit oordeel overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
22.4.1
Onder verwijzing de uitspraak van de Afdeling van 28 mei 2019 (zie noot 2) zal de rechtbank beoordelen wat de betekenis is van het bij eiseres gewekte vertrouwen bij het toepassen van de bevoegdheid om handhavend op te treden (de zogenoemde derde stap). Gelet op het voorgaande, dus zowel voor wat betreft het gebruik als het bouwen. Uit de uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2012 volgt dat het vertrouwensbeginsel niet met zich brengt dat gerechtvaardigde verwachtingen altijd moeten worden gehonoreerd. Daartoe is vereist dat bij afweging van de betrokken belangen, waarbij het belang van degene bij wie de gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt zwaar weegt, geen zwaarder wegende belangen aan het honoreren van de verwachtingen in de weg staan. Die zwaarder wegende belangen kunnen zijn gelegen in strijd met de wet, het algemeen belang en meer specifiek, veel voorkomend in het omgevingsrecht, belangen van derden. De Afdeling heeft in dit verband overwogen dat het algemeen belang dat gediend is bij handhaving in zijn algemeenheid weliswaar zwaar weegt, maar, indien een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel wordt gedaan, niet doorslaggevend hoeft te zijn, als er geen concrete bedreigde belangen van enige betekenis aangewezen kunnen worden. Indien er zwaarder wegende belangen in de weg staan aan honorering van het gewekte vertrouwen kan voor het bestuursorgaan de verplichting ontstaan om de schade die er zonder het vertrouwen niet geweest zou zijn te vergoeden als onderdeel van diezelfde besluitvorming.
22.5
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat in dit geval sprake is van zwaarder wegende belangen dan die van eiseres die in de weg staan aan honorering van het bij eiseres gewekte vertrouwen. De voorzieningenrechter verwijst in deze naar rechtsoverweging 22.2. Hierbij overweegt de voorzieningenrechter dat eerder – tijdens de bezwaarprocedure – de belangen van derde-partij niet bekend waren. Nu deze wel bekend zijn en meegewogen dienen te worden leidt dit anders dan in de bezwaarprocedure tot een ongegrond beroep op het vertrouwensbeginsel.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RBNHO:2023:2371
Leave a Reply