CRvB 13 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:685 – strafrechtelijke vrijspraak levert in dit geval een nieuw feit op die aanleiding kan geven om terug te komen op onaantastbaar besluit.

Print deze pagina

4. De Raad oordeelt als volgt.

4.1.

Het Uwv heeft zich in de brief van 11 januari 2023 op het standpunt gesteld dat het afschrift AMV van 14 oktober 2013, anders dan in het bestreden besluit is overwogen, een nieuw feit is als bedoeld in artikel 4:6, eerste lid, van de Awb. Het Uwv heeft niet onderzocht of dat afschrift AMV aanleiding gaf om terug te komen van het oorspronkelijke besluit van
27 februari 2013. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering.

4.2.

Vervolgens is de vraag of de rechtbank dat motiveringsgebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb kon passeren.

4.3.

Die vraag wordt ontkennend beantwoord. Het beroep van appellant, dat de Raad evenals de rechtbank leest als een beroep op de onschuldpresumptie slaagt. De Raad is van oordeel dat de vrijspraak die blijkt uit het afschrift AMV van 14 oktober 2013 voor het Uwv aanleiding had moeten zijn om te onderzoeken of het besluit van 27 februari 2013 in stand kon blijven. Daarbij had het uitgangspunt moeten zijn dat handhaving van dat besluit op de grondslag dat appellant heeft gehandeld in strijd met artikel 49 van de Ziektewet vanwege de onschuldpresumptie niet mogelijk is. De Raad overweegt daartoe het volgende.

4.4.

Voor wat betreft het toetsingskader verwijst de Raad naar rechtsoverweging 8 van de aangevallen uitspraak en de daar genoemde rechtspraak.

4.5.

Tussen partijen is niet in geschil dat er in dit geval een voldoende verband bestaat tussen de strafrechtelijke procedure die heeft geleid tot het afschrift AMV en de bestuursrechtelijke procedure over de herziening van het besluit van 27 februari 2013.

4.6.

In dit geval kon het Uwv, bij een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van appellant om terug te komen van dat besluit, de motivering van dat besluit niet handhaven zonder twijfel op te roepen over de juistheid van de in het afschrift AMV opgenomen vrijspraak. Het Uwv heeft in de brief van 11 januari 2023 het standpunt dat sprake is van een andere grondslag c.q. rechtsvraag in de strafrechtelijke procedure niet langer gehandhaafd.

Aan appellant is naast overtreding van artikel 3, onder B van de Opiumwet ten laste gelegd dat hij in de periode van 18 juli 2011 tot en met 25 september 2011 primair opzettelijk2 en subsidiair niet-opzettelijk3 in strijd met artikel 49 van de Ziektewet heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken. Appellant is vrijgesproken van het primair en, anders dan het Uwv in de brief van 11 januari 2023 heeft gesteld, ook van het subsidiair ten laste gelegde. In de tenlasteleggingen is vermeld dat appellant heeft verzwegen dat hij uit de opbrengst van hennepteelt wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, althans dat hij een hennepkwekerij heeft ingericht, althans werkzaamheden ten behoeve van die kwekerij heeft verricht en/of daaruit inkomsten heeft ontvangen. Uit de vrijspraak volgt dat de strafrechter geen van de ten laste gelegde elementen bewezen heeft geacht. De ten laste gelegde periode komt exact overeen met de periode waarop het besluit van 27 februari 2013 ziet. In de tenlastelegging is bovendien expliciet vermeld dat appellant zou hebben gehandeld in strijd met artikel 49 van de ZW, het artikel, dat zoals het Uwv ter zitting heeft aangegeven aan het besluit van 27 februari 2013 ten grondslag ligt. Het Uwv kon niet zonder twijfel op te roepen over de juistheid van de vrijspraak weigeren om terug te komen van het besluit van
27 februari 2013 voor zover daaraan overtreding van de op hem rustende inlichtingenverplichting van artikel 49 van de ZW ten grondslag lag. De rechtbank heeft dit niet onderkend.

4.7.

Uit 4.1 tot en met 4.6 volgt dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden vernietigd. Het beroep van appellant wordt gegrond verklaard en de Raad zal het bestreden besluit vernietigen. De Raad zal niet zelf in de zaak voorzien. Uit wat in deze uitspraak is overwogen volgt enkel dat bij de beoordeling van de vraag of er aanleiding is het besluit van 27 februari 2013 te herzien als uitgangspunt heeft te gelden dat appellant niet heeft gehandeld in strijd met artikel 49 van de Ziektewet. Dat laat onverlet dat er andere redenen kunnen zijn om dat besluit wel of niet te herzien. Daarom zal de Raad het Uwv opdragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Met het oog op een voortvarende afdoening van het geschil bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen de door het Uwv te nemen nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:CRVB:2023:685

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *