“Losse” objecten en aanhanger
8. [verzoeker] voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de aanwezigheid van een aantal in de lasten genoemde objecten op de percelen geen overtreding oplevert. Er staan een flink aantal objecten in de last die geen bouwwerk zijn, waardoor het volgens [verzoeker] onduidelijk is waarom deze illegaal op de percelen aanwezig zouden zijn. Daarbij staan allerlei objecten in de last, zoals kruiwagens en potten, die gebruikt worden in de volkstuin. Ook wijst [verzoeker] op de in de last genoemde aanhanger. Volgens [verzoeker] is het stallen van een aanhanger die wordt gebruikt op de volkstuin geen overtreding. Daarbij wordt de aanhanger die wel eens op het perceel staat, ook niet gebruikt voor opslag, maar voor het vervoeren van voorwerpen.
8.1. De rechtbank heeft overwogen dat het college zich op het standpunt heeft mogen stellen dat spullen die niet ten dienste staan van de volkstuin moeten worden opgeruimd en niet open en bloot op het terrein mogen worden opgeslagen. [verzoeker] gebruikt de percelen hiermee volgens de rechtbank in strijd met de regels van het bestemmingsplan, zodat het college in beginsel bevoegd is handhavend op te treden op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo.
8.2. Anders dan waar de rechtbank vanuit lijkt te zijn gegaan, zien de lasten niet alleen op het verwijderen van objecten die niet ten dienste staan van de volkstuin. In beide lasten worden ook objecten genoemd die wel kunnen worden gebruikt in de volkstuin, zoals emmers en potten. Dat betekent echter niet dat in dit geval ten aanzien van die objecten geen sprake is van een overtreding van de voor de percelen geldende bestemmingsplannen. De voorzieningenrechter overweegt hierover het volgende. Uit het besluit op bezwaar en het daaraan door het college ten grondslag gelegde advies van de Commissie Bezwaarschriften blijkt dat de overtreding niet door elk los object op zichzelf wordt veroorzaakt. Het gaat erom dat de opslag en aanwezigheid van alle in de lasten genoemde losse objecten tezamen ervoor zorgt dat de percelen in strijd met de voor de percelen geldende bestemmingsplannen worden gebruikt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college het gebruik van de percelen voor opslag van allerlei losse objecten in strijd met de bestemming “Recreatie – Volkstuin” kunnen achten. De hoeveelheid objecten die wordt genoemd in beide lasten, waarvan een groot aantal overigens ook niet ten dienste staan van de volkstuin, maakt dat dit gebruik van de percelen van dusdanige aard, omvang en intensiteit is dat de ruimtelijke uitstraling hiervan niet valt te rijmen met de bestemming “Recreatie – Volkstuin”. Het zijn alle objecten tezamen die voor deze ruimtelijke uitstraling zorgen. Daarom hoeft geen onderscheid te worden gemaakt tussen objecten die wel kunnen worden gebruikt in de volkstuin en objecten die niet in de volkstuin worden gebruikt. Over de aanhanger heeft het college op de zitting toegelicht dat deze tot nu toe bij elke controle op de percelen is aangetroffen en dat deze vol spullen ligt. Volgens het college maakt deze aanhanger daarom onderdeel uit van het gebruik van de percelen voor opslag. De enkele stelling van [verzoeker] dat de aanhanger niet altijd op het perceel staat, geeft onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat het college ten onrechte heeft vastgesteld dat ook de aanhanger onderdeel uitmaakt van de overtreding.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat het college bevoegd is op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, handhavend op te treden tegen alle losse objecten die liggen opgeslagen op de percelen en tegen de aanhanger.
Het betoog slaagt niet.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2023:1953
Leave a Reply