Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24 juli 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:6265 – valt iemand die behoort tot het Inheemse Volk der Germaniten ( ‘sovereign citizen’) ook onder Nederlands recht? Het zal je verbazen, maar het antwoord is: ja.

Print deze pagina

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 94,- voor: “11 km per uur harder rijden dan mag op een (auto)weg buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 27 januari 2021 om 11.59 uur op de N211 Wippolderlaan in Wateringen met het voertuig met het kenteken [kenteken] .

2. De gemachtigde van de betrokkene heeft in het beroepschrift de volgende punten naar voren gebracht:

  • -Er wordt ten tijde van het incident gereisd en dus niet gereden met het voertuig;
  • -De intredeboete van de zekerheidsstellingsovereenkomst is niet (eerst) voldaan;
  • -De bevoegdheid van het Openbaar Ministerie (OM) en van het Centraal justitieel Incassobureau (CJIB) is niet aangetoond;
  • -Het (bovenliggende) internationale recht wordt door de rechter genegeerd;
  • -Het bovenliggende allodiale (zonneleen) recht wordt door de rechter miskend;
  • -Het feit van verkeerde onwettige adressering door het CJIB wordt totaal genegeerd;
  • -Het (gebrek aan) inkomen van de gedaagde persoon is genegeerd door de rechtbank;
  • -Het feit dat de Nederlandse trias politica geen volmachten meer heeft wordt miskend, en;
  • -De Supreme Headquarters Allied Expeditionary Forec (SHAEF) bezettingsmacht brengt het Nederlandse rechtssysteem onder USA jurisdictie en dat dient door de rechtbank te worden erkend.

Ter zitting heeft de gemachtigde een nadere toelichting gegeven en zijn levensbeschouwelijke en staatsrechtelijke visie uiteengezet. Hij heeft betoogt dat betrokkene behoort tot het Inheemse Volk der Germaniten uit de inheemse stam der Friezen.

Nederland heeft een verdrag geratificeerd te weten het Verdrag betreffende inheemse en in stamverband levende volken in onafhankelijke landen (Verdrag nr. 169 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie, Genève, 27 juni 1989), gepubliceerd in het Tractatenblad jaargang 1996, nr. 99. Ook wijst gemachtigde op de VN-verklaring over de rechten van Inheemse Volken (United Nations Declaration on the Rights of Indigenous Peoples (UNDRIP) General Assembly, 13 September 2007). Deze verdragen brengen volgens de gemachtigde mee dat nationaalrechtelijke bepalingen hieraan ondergeschikt zijn. Het zich vrijelijk mogen verplaatsen over de wegen kan – in het licht van de in de verdragen opgenomen bepalingen en beginselen – niet beperkt noch gehandhaafd worden door de Nederlandse overheid.

3. De advocaat-generaal voert aan dat op basis van de stukken in het dossier de gedraging kan worden vastgesteld en dat de gedraging is verricht. Verder stelt de advocaat-generaal dat blijkens de stukken op 18 juni 2021 het verschuldigde bedrag van € 103,- aan zekerheidstelling is betaald. Gelet hierop was de kantonrechter niet gehouden om op een eventueel draagkrachtverweer te beslissen. Ook heeft de betrokkene geen nadere stukken ter onderbouwing van haar financiële situatie ingebracht. De advocaat-generaal is van mening dat de sanctie terecht is opgelegd en dat er geen omstandigheden zijn die het opleggen van een sanctie niet rechtvaardigen.

4. Voorop wordt gesteld dat eenieder die in Nederland woont, leeft of verblijft zich dient te houden aan de in Nederland geldende regels. Daartoe behoren onder andere de regels omtrent de inschrijving in de Basisregistratie Personen en de daaraan gekoppelde toekenning van een burgerservicenummer. Het hof begrijpt dat de betrokkene – net zoals de gemachtigde – behoort tot het Inheemse Volk der Germaniten en in Nederland als vrij en soeverein mens van vlees en bloed wil leven. De gemachtigde stelt dat er principiële bezwaren zijn tegen dwingende en eenzijdig opgelegde regels. Voor zover daarmee wordt beoogd dat het hof dient te oordelen dat de wet niet, althans niet op de door de wetgever beoogde wijze, op hen van toepassing is kan daaraan niet worden tegemoet gekomen. Het staat de rechter op grond van artikel 11 Wet algemene bepalingen niet vrij om de innerlijke waarde van de wet te beoordelen en deze terzijde te stellen. Indien de principieel andere visie van de gemachtigde zou moeten leiden tot een andere inrichting van de Staat en wetgeving, is het aan de wetgever om daarin keuzes te maken. Verder is het standpunt van de gemachtigde dat volkenrechtelijke verdragen in de weg staan aan de uitoefening van de Nederlandse rechtsmacht, onjuist. Het hof erkent ten volle de rechten die voortvloeien uit het volkenrecht, maar die rechten staan er niet aan in de weg dat bepalingen van nationaal recht van toepassing kunnen zijn. De rechter is weliswaar op grond van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet gehouden om bepalingen van nationale wetgeving buiten toepassing te laten indien deze onverenigbaar zijn met een ieder bindende bepalingen van verdragen, maar de door gemachtigde genoemde verdragen bevatten geen dwingendrechtelijke bepalingen die aan nationaal toezicht, handhaving en sanctionering van gedragingen in het verkeersrecht in de weg staan. Deze grond treft geen doel.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:GHARL:2023:6265

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *