ABRvS 29 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4405 – koper pand heeft nieuwe bestemming over het hoofd gezien, pand mag niet (meer) voor autoshowroom worden gebruikt. Aardige overweging over belangenafweging bij handhaving in dit geval.

Print deze pagina

Belangenafweging

4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college aan zijn besluit geen belangenafweging ten grondslag heeft gelegd, althans onvoldoende uiteen heeft gezet hoe het de belangen heeft afgewogen. Hij wijst erop dat hij het verzamelgebouw zeer kort na inwerkingtreding van het bestemmingsplan heeft aangekocht, in de veronderstelling dat hier nog altijd een showroom voor auto’s was toegestaan, zoals die hier ook eerder was gevestigd en was toegestaan. In het gebied is veel leegstand. Het stoppen van het gebruik van het gebouw zal tot verdere verloedering van het gebied leiden en het gebouw zal onverkoopbaar zijn.

4.1. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.

4.2. De Afdeling stelt vast dat het college, anders dan [appellant] aanvoert, in het besluit van 23 juli 2020 een belangenafweging heeft opgenomen, mede aan de hand van wat [appellant] in zijn zienswijze naar voren heeft gebracht. Verder is het college in het besluit van 13 januari 2021 ingegaan op wat [appellant] in bezwaar naar voren heeft gebracht.

4.3. Wat [appellant] in hoger beroep over zijn belangen naar voren brengt, komt er op neer dat hij het gebruik van het gebouw voor een autohandel en garagebedrijf wil kunnen blijven voortzetten. De rechtbank heeft in dit verband terecht overwogen dat er geen sprake is van concreet zicht op legalisatie dat aan handhavend optreden in de weg staat. [appellant] heeft geen aanvraag om omgevingsvergunning gedaan en het college heeft in de besluiten uiteengezet dat het ook niet bereid zou zijn om een omgevingsvergunning te verlenen, omdat het college dit gebruik in stedenbouwkundige zin niet aanvaardbaar vindt.

Verder heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat handhavend optreden in dit geval onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Het gebruik van het gebouw in strijd met het bestemmingsplan is geen overtreding van geringe aard en ernst. Dat [appellant] niet op de hoogte was van het nieuwe bestemmingsplan, en het gebouw heeft gekocht in de onjuiste veronderstelling dat een autohandel en garagebedrijf nog altijd waren toegestaan, hoefde voor het college geen aanleiding te zijn om af te wijken van de veranderde stedenbouwkundige uitgangspunten die aan het nieuwe bestemmingsplan ten grondslag liggen. Verder overweegt de Afdeling dat [appellant] niet heeft onderbouwd dat het gebouw onverkoopbaar zal zijn als het niet mag worden gebruikt voor autohandel en garagebedrijf.

Het betoog slaagt niet.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2023:4405

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *