Vzr. ABRvS 11 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1525 – Schorsing last onder bestuurswdang: Ouwehands mag hangende hoger beroep twee rosse neushoornvogels houden.

Print deze pagina

Waar gaat deze procedure over?

Op 28 maart 2024 heeft de minister het dierenpark meegedeeld dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) twee rosse neushoornvogels waarvan het dierenpark volgens de minister niet de legale herkomst kan aantonen en die het dierenpark volgens de minister onrechtmatig in bezit heeft, op 23 april 2024 in beslag komt nemen. Vervolgens heeft het dierenpark op 2 april 2024 bij de voorzieningenrechter een verzoek om voorlopige voorziening ingediend om het primaire besluit te schorsen dan wel in ieder geval een voorlopige voorziening te treffen dat de vogels niet zullen worden meegevoerd en opgeslagen door de RVO zolang niet in de hoofdzaak is beslist. Het verzoek is er dus op gericht dat de vogels in ieder geval in het dierenpark mogen blijven, totdat de Afdeling op het hoger beroep van het dierenpark heeft beslist.

[….]

Belangenafweging

Het belang van het dierenpark is erin gelegen dat de twee vogels die al sinds 2009 in het dierenpark verblijven en die dus al 15 jaren aan de zorg van het dierenpark zijn toevertrouwd daar mogen blijven totdat de Afdeling heeft beslist over het hoger beroep. Het heeft daarbij het belang van het welzijn van de vogels sterk benadrukt. Hoewel de stress van de vogels in geval van inbeslagname door de minister wordt gerelativeerd, is in ieder geval aannemelijk dat de vogels stress zullen ervaren bij inbeslagname. De minister heeft daartegenover het handhavingsbelang en de voorbeeldfunctie die het dierenpark heeft om zich te houden aan de regelgeving centraal gesteld.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet is gebleken van zodanige dringende belangen aan de zijde van de minister dat de besluiten niet kunnen worden geschorst totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter zal bevorderen dat die uitspraak uiterlijk in de eerste helft van 2025 wordt gedaan. Als de uitspraak wordt bevestigd en de minister het gelijk aan haar zijde heeft kan de minister alsnog tot handhaving overgaan. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de vogels al sinds 2009 bij het dierenpark verblijven. Uit de procedure tot nu toe blijkt niet van spoedeisendheid om aan de gestelde onrechtmatige situatie een einde te maken. Na de inspectie in 2021 heeft het nog geruime tijd geduurd voordat de minister tot de bestreden besluitvorming is gekomen en de minister heeft eerder ook wel bewilligd in uitstel van de begunstigingstermijn.

Het belang van het dierenpark bij het vooralsnog niet hoeven voldoen aan de last onder bestuursdwang weegt dus zwaarder dan het belang van de minister dat hangende het hoger beroep bij de Afdeling de gestelde overtreding ongedaan is gemaakt.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:1525

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *