Rb. Rotterdam 14 mei 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:4235 – NVWA legt ten onrechte omzet gerelateerde boete op. Matiging van € 511.614,- naar € 12.500,-.

Print deze pagina

Boetehoogte

8. Eiseres voert aan dat verweerder niet bevoegd was om in dit geval een omzetgerelateerde boete op te leggen, omdat het met de overtreding behaalde economisch voordeel geen aanmerkelijke overschrijding is van de toepasselijke boetecategorie (€ 5.000). Verweerder erkent immers in het bestreden besluit dat het bij onderdeel b ging om een behaald economisch voordeel van € 1.148,- en eiseres heeft in bezwaar onderbouwd dat haar economisch voordeel met de levering van diergeneesmiddelen aan [bedrijf A] hoogstens € 13.731,94 kan zijn geweest. Verweerder gaat uit van onjuiste berekeningen; in het bestreden besluit wordt de omzet ten onrechte gelijk gesteld aan het economisch voordeel (terwijl dat enkel de winst betreft13). In het verweerschrift rekent verweerder wel met een brutowinst maar brengt verweerder ten onrechte de bedrijfskosten daarop niet in mindering14. Bovendien is de omzetgerelateerde boete gecreëerd voor ernstige gevallen zoals uit de parlementaire geschiedenis15 blijkt, en daarvan is hier geen sprake. Eiseres heeft niet willens en wetens de wet overtreden en mensen proberen te misleiden. Ook is zij nooit eerder gewaarschuwd, terwijl uit een aantal uitspraken16 volgt dat verweerder pas een omzetgerelateerde boete oplegt als een bedrijf eerst nadrukkelijk is gewaarschuwd. Verder voert eiseres aan dat de boete verder had moeten worden gematigd vanwege geringe gevolgen voor de volksgezondheid, diergezondheid, het dierenwelzijn of milieu. Verweerder erkent ten aanzien van onderdeel b dat sprake is van dergelijke geringe risico’s of gevolgen, maar halveert ten onrechte niet het standaardboetebedrag (wat zou leiden tot een boete van € 2.500) maar de aanzienlijk hogere omzetgerelateerde boete. Daarnaast is ook bij onderdeel a sprake van dergelijke geringe risico’s of gevolgen die tot halvering van het standaardboetebedrag hadden moeten leiden, nu het allemaal in Nederland of op Europees niveau geregistreerde geneesmiddelen betrof, die dus veilig zijn bevonden om te verhandelen. Bovendien was slechts sprake van een administratieve omissie; [dierenarts C] heeft in de Europese Unie een dierenartsdiploma behaald en kon zich dus in Nederland laten registreren17 als dierenarts. Eiseres was in de veronderstelling dat zij diergeneesmiddelen kon leveren aan deze dierenarts gelet op de interne markt en het vrije verkeer binnen de Europese Unie en heeft daartoe het diploma en paspoort van [dierenarts C] opgevraagd. Eiseres wist niet dat [dierenarts C] zich ook nog in Nederland als dierenarts moest laten registreren. Daarbij zijn alle geleverde middelen door [dierenarts C] of onder zijn supervisie gebruikt, was daarbij ook een Nederlandse dierenarts, [naam] , actief betrokken bij de behandeling van de varkens met de diergeneesmiddelen en hadden de varkens deze middelen nodig om onnodig lijden en/of overlijden te voorkomen. Ten slotte vindt eiseres de boete te hoog gelet op de verminderde verwijtbaarheid van eiseres. Zij was in de veronderstelling dat zij alles op orde had en heeft zich ingespannen om aan de regels te voldoen. Na de inspectie heeft zij de verkopen en leveringen aan [bedrijf A] ook direct gestaakt, aldus eiseres.

8.1.

In de Bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren is voor overtreding van artikel 2.19, eerste lid, van de Wet dieren (oud)18 boetecategorie 4, zijnde € 5.000,-, aangewezen. Op grond van artikel 2.2, tweede lid, van het Besluit handhaving kan verweerder een boete opleggen van € 10.000,- of, indien dat meer is, 10 % van de jaaromzet, indien de hoogte van de aangewezen boetecategorie door het met de overtreding te behalen economische voordeel aanmerkelijk wordt overschreden. Verweerder heeft van die mogelijkheid gebruikt gemaakt.

8.2.Nadat verweerder het voornemen had geuit om (gelet op een economisch behaald voordeel van € 710.082,02) aan eiseres een boete van € 1.297.037,- (zijnde 10 % van de jaaromzet) op te leggen, heeft verweerder in het primaire besluit besloten een boete op te leggen van 4 % van de jaaromzet, zijnde € 511.614,- waarbij is overwogen dat het economisch behaalde voordeel € 411.575,02 bedraagt. In het bestreden besluit berekent verweerder het met de overtreding behaalde economisch voordeel op € 374.636,58 en stelt vervolgens de boete vast op € 336.000,- wat is gebaseerd op het behaalde voordeel en niet op de jaaromzet. Voorafgaand aan de zitting heeft verweerder de rechtbank gevraagd om aanhouding omdat verweerder nader onderzoek wilde doen naar het gerealiseerde economisch voordeel en de hoogte van de boete. Dit verzoek heeft de rechtbank afgewezen. Vervolgens heeft verweerder in het verweerschrift een nieuwe berekening uitgevoerd waarbij het behaalde economisch voordeel uitkomt op € 132.559,54. Daaraan wordt in het verweerschrift niet de conclusie verbonden dat een andere boetehoogte gerechtvaardigd is; verweerder concludeert dat het bestreden besluit op goede gronden is genomen. Op de zitting heeft verweerder aangegeven nog te hebben willen onderzoeken of bepaalde bedrijfskosten op het berekende voordeel in mindering moeten worden gebracht. Eiseres heeft alle berekeningen van verweerder in deze procedure steeds gemotiveerd betwist.

8.3.De rechtbank plaatst vraagtekens bij de berekeningen die verweerder heeft gemaakt en constateert dat de vaststelling door verweerder van het met de overtreding behaalde economisch voordeel tijdens de gehele procedure meermaals en aanzienlijk is gewijzigd. Niet alleen wijkt de meest recente berekening in het verweerschrift ruim een miljoen euro af van de berekening in het voornemen, maar ook de wijze waarop verweerder het voordeel heeft berekend is steeds gewijzigd. En op de zitting is gebleken dat het laatste berekende voordeel volgens verweerder mogelijk ook nog aanpassing behoeft. Voor de rechtbank blijft onduidelijk wat nu het met de overtreding behaalde economisch voordeel is. De rechtbank kan daarom ook niet vaststellen of dit voordeel het standaardboetebedrag zodanig aanmerkelijk overschrijdt dat verweerder een omzetgerelateerde boete kan opleggen. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat verweerder in het bestreden besluit voor onderdeel b het economisch behaalde voordeel heeft vastgesteld op een lager bedrag (namelijk € 1.148,-) dan de standaardboete, zodat het voordeel voor dit onderdeel van de overtreding in elk geval geen omzetgerelateerde boete rechtvaardigt.

8.4.Maar ook als de rechtbank zou kunnen vaststellen dat wel sprake is van een situatie waarin het economisch behaalde voordeel het standaardboetebedrag aanmerkelijk overstijgt en verweerder bevoegd zou zijn een omzetgerelateerde boete op te leggen, is de rechtbank van oordeel dat het toepassen van deze bevoegdheid in de onderhavige situatie niet evenredig is. De rechtbank betrekt daarbij de volgende omstandigheden. Uit de wetsgeschiedenis19 blijkt dat het in het Besluit handhaving opnemen van de mogelijkheid om een omzetgerelateerde boete op te leggen is bedoeld voor ernstige gevallen waarin een standaardboete niet effectief en afschrikwekkend genoeg wordt geacht. Zoals verweerder op de zitting toelichtte biedt dit een mogelijkheid om calculerend gedrag door een overtreder te voorkomen. De rechtbank begrijpt uit de parlementaire geschiedenis20 dat deze mogelijkheid is opgenomen naar aanleiding van de paardenvleesaffaire en dat de oplegging van een omzetgerelateerde boete geschikt werd geacht in het uitzonderlijke geval van ernstige delicten, gepleegd door frauderende bedrijven die daarmee groot financieel voordeel behalen. Dat een omzetgerelateerde boete voor een overtreding van de Wet dieren slechts in uitzonderlijke omstandigheden wordt opgelegd, blijkt wel uit de omstandigheid dat de rechtbank niet eerder een dergelijke boetezaak voorgelegd heeft gekregen. Ook verweerder kon op de zitting alleen de onderhavige zaak noemen en stelde dat er mogelijk nog een andere boetezaak is waarin dit is gebeurd. De rechtbank ziet in deze zaak evenwel niet een zodanige bijzonderheid dat dit de uitzonderlijke toepassing van een omzetgerelateerde boete rechtvaardigt. Verweerder heeft niet gesteld dat sprake was van opzettelijk handelen of frauderen door eiseres en de rechtbank is daar ook niet van gebleken. Uit het rapport van bevindingen blijkt dat bij de administratieve controle door de NVWA is vastgesteld dat de door eiseres gevoerde administratie van de transacties en tracking and tracing van de diergeneesmiddelen als juist, volledig en controleerbaar is beoordeeld. Voorts erkent verweerder dat de risico’s of gevolgen van de onvergunde invoer van drie diergeneesmiddelen gering was en stelt in het bestreden besluit vast dat het daarmee behaalde voordeel slechts € 1.148,- bedroeg. Ten aanzien van de leveringen aan de Roemeense dierenarts is gebleken dat eiseres wel enig onderzoek heeft verricht (in de zin van het opvragen van zijn diploma en paspoortgegevens) maar ten onrechte het Nederlandse diergeneeskundigenregister niet heeft geraadpleegd. Ook daaruit blijkt de rechtbank niet direct van een opzettelijk, frauderend of calculerend gedrag door eiseres. Na te zijn geconfronteerd met de bevindingen van de NVWA is eiseres ook direct gestopt met de leveringen aan [bedrijf A] en aan deze dierenarts. Eiseres is ook niet eerder gewaarschuwd voor dergelijke overtredingen. Zij is een first offender en in het bestreden besluit hecht verweerder daar kennelijk zelf ook belang aan. Gelet op al dit voorgaande tezamen, de handelwijze van eiseres en de ernst van de overtredingen, vindt de rechtbank de oplegging van de omzetgerelateerde boete (in plaats van het standaardboetebedrag) niet evenredig. De rechtbank zal gelet op artikel 8:72a van de Awb de boete zelf vaststellen.

8.5.Zoals hiervoor is overwogen is het standaardboetebedrag voor de overtredingen vastgesteld op € 5.000,-. De rechtbank is van oordeel dat de onderdelen a en b als twee afzonderlijk te beboeten overtredingen moeten worden gezien. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het bij onderdeel b om drie afzonderlijke feiten gaat, die afzonderlijk beboetbaar zijn. In het bestreden besluit is verweerder hier terecht ook van uitgegaan en eiseres heeft dit ook niet als zodanig betwist. Niet in geschil is voorts dat voor de onder onderdeel b geconstateerde feiten een halvering van de boete op zijn plaats is vanwege de geringe risico’s en gevolgen voor de diergezondheid. Het betoog van eiseres dat om diezelfde reden ook de boete voor onderdeel a moet worden gehalveerd slaagt niet. Ook al zouden alle diergeneesmiddelen die eiseres aan [dierenarts C] heeft geleverd in Nederland of Europa geregistreerd zijn, heeft zij die middelen geleverd aan een persoon waarvan zijn kennis en kunde om het vak op een juist niveau uit te oefenen in Nederland niet was gegarandeerd omdat een inschrijving in het diergeneeskundigenregister ontbrak. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat het deels ging om diergeneesmiddelen die alleen door een dierenarts mochten worden toegepast of alleen via een dierenarts zijn te verkrijgen. Door het Nederlandse register niet te controleren nam eiseres het risico dat diergeneesmiddelen in handen kwamen van een onvoldoende gekwalificeerd persoon wat een risico betekent voor de diergezondheid. Uitgaande van het standaardboetebedrag van € 5.000, terwijl alleen voor de onder onderdeel b geconstateerde drie feiten een halvering vanwege geringe risico’s plaatsvindt, komt het boetebedrag uit op in totaal € 12.500,-. De rechtbank ziet in de mate van verwijtbaarheid van eiseres geen reden om dit bedrag verder te matigen. Weliswaar is de rechtbank niet gebleken van opzet of willens en wetens handelen maar duidelijk is dat eiseres diergeneesmiddelen heeft ingevoerd zonder over een invoervergunning te beschikken en diergeneesmiddelen heeft afgeleverd aan een bedrijf of persoon zonder vergunning. Eiseres is een professioneel bedrijf dat zich bezighoudt met de handel in diergeneesmiddelen en had kunnen en moeten weten welke voorwaarden daarvoor gelden. Ook in de overige door eiseres genoemde omstandigheden ziet de rechtbank geen grond om het boetebedrag verder te matigen.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBROT:2024:4235

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *