Boetehoogte
8. Eiseres voert aan dat verweerder niet bevoegd was om in dit geval een omzetgerelateerde boete op te leggen, omdat het met de overtreding behaalde economisch voordeel geen aanmerkelijke overschrijding is van de toepasselijke boetecategorie (€ 5.000). Verweerder erkent immers in het bestreden besluit dat het bij onderdeel b ging om een behaald economisch voordeel van € 1.148,- en eiseres heeft in bezwaar onderbouwd dat haar economisch voordeel met de levering van diergeneesmiddelen aan [bedrijf A] hoogstens € 13.731,94 kan zijn geweest. Verweerder gaat uit van onjuiste berekeningen; in het bestreden besluit wordt de omzet ten onrechte gelijk gesteld aan het economisch voordeel (terwijl dat enkel de winst betreft13). In het verweerschrift rekent verweerder wel met een brutowinst maar brengt verweerder ten onrechte de bedrijfskosten daarop niet in mindering14. Bovendien is de omzetgerelateerde boete gecreëerd voor ernstige gevallen zoals uit de parlementaire geschiedenis15 blijkt, en daarvan is hier geen sprake. Eiseres heeft niet willens en wetens de wet overtreden en mensen proberen te misleiden. Ook is zij nooit eerder gewaarschuwd, terwijl uit een aantal uitspraken16 volgt dat verweerder pas een omzetgerelateerde boete oplegt als een bedrijf eerst nadrukkelijk is gewaarschuwd. Verder voert eiseres aan dat de boete verder had moeten worden gematigd vanwege geringe gevolgen voor de volksgezondheid, diergezondheid, het dierenwelzijn of milieu. Verweerder erkent ten aanzien van onderdeel b dat sprake is van dergelijke geringe risico’s of gevolgen, maar halveert ten onrechte niet het standaardboetebedrag (wat zou leiden tot een boete van € 2.500) maar de aanzienlijk hogere omzetgerelateerde boete. Daarnaast is ook bij onderdeel a sprake van dergelijke geringe risico’s of gevolgen die tot halvering van het standaardboetebedrag hadden moeten leiden, nu het allemaal in Nederland of op Europees niveau geregistreerde geneesmiddelen betrof, die dus veilig zijn bevonden om te verhandelen. Bovendien was slechts sprake van een administratieve omissie; [dierenarts C] heeft in de Europese Unie een dierenartsdiploma behaald en kon zich dus in Nederland laten registreren17 als dierenarts. Eiseres was in de veronderstelling dat zij diergeneesmiddelen kon leveren aan deze dierenarts gelet op de interne markt en het vrije verkeer binnen de Europese Unie en heeft daartoe het diploma en paspoort van [dierenarts C] opgevraagd. Eiseres wist niet dat [dierenarts C] zich ook nog in Nederland als dierenarts moest laten registreren. Daarbij zijn alle geleverde middelen door [dierenarts C] of onder zijn supervisie gebruikt, was daarbij ook een Nederlandse dierenarts, [naam] , actief betrokken bij de behandeling van de varkens met de diergeneesmiddelen en hadden de varkens deze middelen nodig om onnodig lijden en/of overlijden te voorkomen. Ten slotte vindt eiseres de boete te hoog gelet op de verminderde verwijtbaarheid van eiseres. Zij was in de veronderstelling dat zij alles op orde had en heeft zich ingespannen om aan de regels te voldoen. Na de inspectie heeft zij de verkopen en leveringen aan [bedrijf A] ook direct gestaakt, aldus eiseres.
In de Bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren is voor overtreding van artikel 2.19, eerste lid, van de Wet dieren (oud)18 boetecategorie 4, zijnde € 5.000,-, aangewezen. Op grond van artikel 2.2, tweede lid, van het Besluit handhaving kan verweerder een boete opleggen van € 10.000,- of, indien dat meer is, 10 % van de jaaromzet, indien de hoogte van de aangewezen boetecategorie door het met de overtreding te behalen economische voordeel aanmerkelijk wordt overschreden. Verweerder heeft van die mogelijkheid gebruikt gemaakt.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RBROT:2024:4235
Leave a Reply