10. Ten slotte betoogt [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat het bedrag van de kostenverhaalsbeschikking buitensporig hoog en onvoldoende gemotiveerd is. [appellant] heeft op de zitting van de Afdeling aangevoerd dat het onevenredig is om stallingskosten in rekening te brengen die hoger zijn dan de waarde van de gestalde container.
10.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 13 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1042, volgt uit artikel 5:25 van de Awb dat de kosten die zijn verbonden aan de toepassing van bestuursdwang in beginsel voor rekening van de overtreder behoren te komen. Als regel gaan de uitoefening van bestuursdwang en het kostenverhaal samen. In bijzondere omstandigheden dient een bestuursorgaan uit een oogpunt van evenredigheid echter geheel of gedeeltelijk af te zien van het kostenverhaal. Zo is relevant of en zo ja in welke mate de overtreding aan de overtreder kan worden verweten. In de regel zal daarbij ook sprake moeten zijn van andere omstandigheden om een uitzondering te maken op de hoofdregel van kostenverhaal.
10.2. Het college heeft in de kostenverhaalsbeschikking de kosten in een overzicht gemotiveerd uiteengezet. [appellant] heeft deze kosten, behoudens voor zover het de stallingskosten betreft, niet betwist. Uit het overzicht blijkt dat de stallingskosten € 7.139,- bedroegen. Ter zitting heeft het college erkend dat de container te lang is gestald en na februari 2021 al vernietigd had moeten worden. Om deze reden zijn in het besluit op bezwaar de stallingskosten over de periode vanaf maart 2021 op het totaalbedrag in mindering gebracht. Dit komt neer op een vermindering van € 3.660,25. Hiermee zijn de stallingskosten in het besluit op bezwaar vastgesteld op € 3.478,75. [appellant] heeft niet gemotiveerd uiteengezet dat en waarom het college dit bedrag nog verder had moeten verlagen.
Het betoog slaagt niet.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:4167
Leave a Reply