Het wetsvoorstel voor de Invoeringswet Omgevingswet (‘IOw’) is op 29 juni 2018 aan de Tweede Kamer toegezonden (zie : https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/wetsvoorstellen/detail?cfg=wetsvoorsteldetails&qry=wetsvoorstel%3A34986). Het wetsvoorstel geeft de praktijk (onder meer) de broodnodige duidelijkheid over het overgangsrecht. Via deze blog bent u in vijf minuten op de hoogte van de hoofdlijnen daarvan en de vijf belangrijkste need-to-knows.
Eerder gaf ik al een korte samenvatting van het concept wetsvoorstel op dit punt (http://www.akd.nl/b/Paginas/Zo-komt-het-overgangsrecht-van-de-Omgevingswet-eruit-te-zien.aspx) – die samenvatting klopt in grote lijnen nog steeds alleen nu zijn er wat meer details beschikbaar (en is de nummering op punten gewijzigd – let dus goed op!).
1. De bestaande wet- en regelgeving vervalt van rechtswege op 1 januari 2029
Vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet (‘Ow’) en IOw heeft iedere gemeente van rechtswege één omgevingsplan (artikel 22.1 Ow). Dat omgevingsplan zal bij de inwerkingtreding van de IOw en de Ow uit twee delen bestaan. Een tijdelijk deel en een nieuw deel. Het nieuwe deel is wat de gemeente na de inwerkingtreding invoert op grond van de Omgevingswet. Het tijdelijke deel bestaat op zijn beurt uit twee delen – de huidige ruimtelijke wet- en regelgeving (wat ik de ‘erfenis’ noem – zie artikel 22.1, onder a, Ow) en de Rijksregels die gedecentraliseerd worden (wat het Rijk de ‘bruidsschat’ noemt – zie artikel 22.1, onder b, Ow). De regering ziet het zo voor zich (p. 91 MvT IOw):
Het belangrijkste om te weten op dit punt is dat alle bestaande wet- en regelgeving gewoon ‘doorloopt’. Daarvoor wordt in artikel 22.4 Omgevingswet bepaald dat artikel 122 Gemeentewet in de overgangsfase tijdelijk buiten werking wordt gesteld. Dat artikel bepaalt namelijk dat gemeentelijke wet- en regelgeving die voorziet in een onderwerp waar landelijke wet- en regelgeving voor is, van rechtswege vervalt.
Tot wanneer? In artikel 22.4 Omgevingswet is bepaald dat het tijdelijk deel van het omgevingsplan bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip zal gaan vervallen. Dat zal dus nog worden vastgelegd, maar volgens de MvT zal dat 1 januari 2029 zijn.
Dit betekent dat per 1 januari 2029 artikel 122 Gemeentewet weer gaat gelden en dat alles wat niet in een Omgevingsplan is opgenomen per 1 januari 2029 van rechtswege vervalt. Per 1 januari 2029 kunnen er dus ‘zwarte gaten’ of ‘witte vlekken’ kunnen gaan ontstaan.
2. Alles wat op 1 januari 2021 geldt wordt bevroren – en kan niet ontdooien!
Het overgangsrecht wordt nu zo ingestoken dat alles wat in bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen is geregeld in feite gewoon geldig blijft na 1 januari 2021 als onderdeel van het omgevingsplan.
Let wel op: deze oude situatie wordt vanaf 1 januari 2021 in feite bevroren. Het is na 1 januari 2021 niet meer mogelijk om de reeds geldende regels aan te passen. Ook niet op ondergeschikte punten. Daarvoor zal voor de gehele locatie een nieuw omgevingsplan moeten worden vastgesteld waarin de ‘oude’ regels in zijn geheel worden vervangen (zie artikel 2.26 Omgevingswet). De regering merkt daarover het volgende op (p. 92 Memorie van Toelichting IOw):
“Het tijdelijk deel van het omgevingsplan is dus als het ware bevroren en bij een vaststellingsbesluit kunnen alleen locatiegewijs (voor alle op die locatie geldende regels) delen van het tijdelijk deel vervallen. Bij een gewenste wijziging van regels in het tijdelijk deel, zullen dus alle regels voor de betrokken locatie (ook de regels die op zichzelf niet gewijzigd hoeven te worden) opnieuw vastgesteld moeten worden in het nieuwe deel van het omgevingsplan. […] Het voorgaande betekent dat besluitvorming over nieuwe ontwikkelingen in het vervolg uitsluitend gebeurt met de nieuwe instrumenten van de Omgevingswet in het nieuwe deel van het omgevingsplan.”
Met andere woorden – voorzie je in 2021 dat er op korte termijn beperkte wijzigingen in een bestemmingsplan noodzakelijk zijn? Start dan voor 1 januari 2021 de procedure want anders is het niet meer mogelijk!
Wat overigens wél mogelijk is dat in het nieuwe deel de oude autonome verordeningen in één keer worden overgezet (zie p. 94 Memorie van Toelichting IOw). Met ander woorden: dat in het nieuwe deel van het omgevingsplan alle ‘losse’ gemeentelijke verordeningen direct worden overgezet, maar dat de oude bestemmingsplannen (tijdelijk) gehandhaafd blijven. Zo kan er een soort hybride situatie bestaan in de overgangsfase.
Hieronder wordt de overgangsfase (en hybride situatie) mooi afgebeeld (p. 94 Memorie van Toelichting IOw):
3. Een omgevingsplan kan je pas ter inzage leggen en vaststellen na 1 januari 2021
Het spreekt voor zich maar het is wel belangrijk om even te signaleren. Je kan pas een omgevingsplan ter inzage leggen en vaststellen na inwerkingtreding van de Omgevingswet (zie artikel 22.3 Omgevingswet). In alle gemeenten zal er direct na inwerkingtreding dus noodzakelijkerwijs een (korte) overgangsfase zijn. Zelfs voor de gemeente die al een omgevingsplan op de plank heeft liggen op 1 januari 2021.
4. Aanvraag voor de inwerkingtreding = oud recht van toepassing
In paragraaf 4.2.5 van de IOw wordt geregeld dat een vergunning die wordt aangevraagd voor inwerkingtreding van de Ow volgens oud recht wordt afgehandeld en daarna geldt als omgevingsvergunning volgens nieuw recht.
Met andere woorden: aanvragen voor 1 januari 2021 worden gewoon nog onder de Wabo/Wro/Wm afgehandeld en gelden daarna als nieuwe omgevingsvergunning. Dat gaat een stortvloed van aanvragen om omgevingsvergunning rond december 2020 opleveren naar mijn inschatting.
5. Waar ga we het allemaal vinden straks?
Het wordt straks een enorme brei aan wet- en regelgeving die eigenlijk alleen voor specialisten goed te doorgronden is. De regering zegt daarover (enigszins optimistisch) dat het prima kenbaar gaat zijn voor iedereen omdat alles te vinden zal zijn in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (zie p.98-99 MvT):
“Om de inzichtelijkheid te waarborgen zal er in het Digitaal Stelsel Omgevingswet worden voorzien in een functie waarmee zowel het tijdelijke deel als het nieuwe deel van het omgevingsplan, raadpleegbaar is. De tijdelijke delen van omgevingsplannen blijven tijdens de overgangsfase, maar ook daarna, raadpleegbaar. Na de overgangsfase is dit van belang in verband met bijvoorbeeld overgangsrechtelijke vraagstukken en gerechtelijke procedures. De toegankelijkheid van de regels blijft gewaarborgd op minimaal het huidige niveau. De lokale verordeningen blijven in de overgangsfase toegankelijk via decentraleregelgeving.overheid.nl.”
Ik ben er niet gerust op. Hier gaan ongelukken uit voortkomen omdat je in feit niet alleen het Digitaal Stelsel, maar ook ruimtelijkeplannen.nl en decentraleregelgeving.overheid.nl zal moeten doorzoeken om vast te stellen welke wet- en regelgeving nog van kracht is. Maar wellicht is dat bij zo’n complexe wetgevingsoperatie onvermijdelijk.
Over de auteur
Thomas Sanders is advocaat bij AKD advocaten te Breda en Eindhoven. Daarnaast promoveert hij aan de Universiteit Leiden op het gebied van het handhavingsrecht en het invorderingsrecht. Zijn praktijk richt zich op het bijstaan van overheden en bedrijven in complexe (vaak omgevingsrechtelijke) handhavingsgeschillen en de handhaving van de openbare orde. Vragen? Neem contact op via tsanders@akd.nl of LinkedIN.