Gisteren verscheen het concept wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet (de ‘IOw’ – https://www.internetconsultatie.nl/invoering_omgevingswet/document/2684) ter consultatie. De komende dagen en weken zullen wij hier in onze blogserie aandacht aan gaan besteden (zie voor de rest van de blogserie onze whitepaper Omgevingswet – http://www.akd.nl/t/Paginas/Download-whitepaper-Omgevingswet.aspx). Een belangrijk deel van het IOw concept wetsvoorstel is hoe het overgangsrecht bij de Omgevingswet eruit zal komen te zien.
In dit blog brengen wij u in vijf minuten op de hoogte van de hoofdlijnen van dat overgangsrecht.
1. Van rechtswege één omgevingsplan
Vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet (‘Ow’) en IOw heeft iedere gemeente van rechtswege één omgevingsplan. Dat omgevingsplan zal bij de inwerkingtreding van de IOw en de Ow uit twee delen bestaan. Ten eerste een ruimtelijk ordeningsdeel. Ten tweede het door het Rijk aangevulde deel met overgangsregels.
Artikel 11.73 IOw bepaalt daartoe dat alle geldende bestemmingsplannen, wijzigingsplannen, uitwerkingsplannen, beheersverordeningen, voorbereidingsbesluiten (inclusief tracébesluiten die als voorbereidingsbesluit gelden) en inpassingsplannen vanaf de datum van de inwerkingtreding van rechtswege gelden als onderdeel van het omgevingsplan. Dit is dus de basis van het nieuwe omgevingsplan (zie p.62 en 325 e.v. van de toelichting https://www.internetconsultatie.nl/invoering_omgevingswet/document/2685).
Het omgevingsplan wordt verder van rechtswege nog aangevuld door overgangsregels van het Rijk (zie het nieuw in te voegen artikel 22.2 Ow – onderdeel GQ van hoofdstuk 1 van de IOw). Deze algemene overgangsregels zullen (tijdelijk) deels de regels vervangen die nu nog in het Activiteitenbesluit staan. De bedoeling hiervan is dat met deze rijksregels eventuele ‘gaten’ worden voorkomen die zouden kunnen vallen door het wegvallen van het Activiteitenbesluit. Zo blijft dezelfde mate van bescherming gewaarborgd in de overgangsfase (zie onder 3). Deze overgangsregels maken overigens niet slechts van rechtswege deel uit van het omgevingsplan, zij maken daar ook daadwerkelijk deel vanuit en voldoen bijvoorbeeld aan de nieuwe digitale standaarden, aldus de wetgever (p.63).
2. Gemeentelijke verordeningen blijven (tijdelijk) naast omgevingsplan bestaan
De gemeentelijke verordeningen over de fysieke leefomgeving (kap- en monumentenverordeningen bijvoorbeeld) zullen uiteindelijk opgaan in het omgevingsplan, maar gaan nog niet van rechtswege deel uitmaken van het omgevingsplan bij de invoering van de Ow. Uiteindelijk is het de bedoeling dat de gemeente die stapsgewijs gaat integreren. Totdat die verordeningen echter daadwerkelijk zijn geïntegreerd, zal dus apart moeten worden beoordeeld of een project aan die verordeningen voldoet.
3. Er is een overgangsfase voor gemeenten – maar voor hoe lang staat nog niet vast
Om de integratie van alle regels daadwerkelijk te kunnen bewerkstelligen krijgen gemeenten een overgangsfase. Daarbij neemt de wetgever in ogenschouw dat niet alle rechtsfiguren vanaf dag één beschikbaar zullen zijn of meteen al zullen voldoen aan alle eisen van het nieuwe stelsel (p. 61 toelichting). Het Rijk en de provincies zullen hun omgevingsvisies naar verwachting weliswaar ten tijde van de inwerkingtreding vastgesteld hebben en het Rijk heeft dan ook de uitvoeringsregelgeving gereed, maar het is nog onduidelijk of de omgevingsverordeningen op het moment van inwerkingtreding van de Ow al beschikbaar zullen zijn. Pas als die beschikbaar zijn kunnen gemeenten echt van start.
“Tijdens de overgangsfase zullen de gemeenten [daarom] de tijd hebben om hun bestemmingsplannen en verordeningen volledig om te bouwen naar een omgevingsplan dat voldoet aan alle eisen van de Omgevingswet en de bijbehorende uitvoeringsregelgeving. Gedacht wordt aan een periode van maximaal tien jaar, aansluitend bij de actualisatietermijn voor bestemmingsplannen en beheersverordeningen op grond van de Wro.” (p. 63 toelichting)
De daadwerkelijke termijn voor de overgangsfase zal echter nog bij KB moeten worden vastgesteld (zie artikel 11.6 IOw) – het is dus nog niet duidelijk of dat daadwerkelijk tien jaar gaat zijn.
De integratie en overgangsfase is afgebeeld in de toelichting zoals in de afbeelding aan de kop van dit blog weergegeven.
4. Vergunningen worden van rechtswege omgezet
Bestaande vergunningen worden van rechtswege omgezet in het nieuwe vergunningenstelsel op grond van artikel 11.8 IOw. Op pagina’s 280 en 281 van de toelichting staat een tabel met een overzicht van de oude vergunningen en hoe die er in het nieuwe stelsel uit gaan zien.
5. Aanvraag voor de inwerkingtreding = oud recht van toepassing
Voor besluiten op aanvraag geldt dat die – als zij voor de datum van inwerkingtreding van de Ow zijn aangevraagd – worden voorbereid en behandeld conform het oude recht. Nadat de besluiten onherroepelijk zijn geworden zullen zij gaan gelden als vergunningen in het nieuwe recht (zie artikel 11.2 IOw en p. 70 toelichting). Ambtshalve genomen besluiten die (bij de uitgebreide procedure) voor de inwerkingtreding ter inzage zijn gelegd of (bij de reguliere procedure) bekend zijn gemaakt, vallen ook onder het oude recht tot zij onherroepelijk zijn. Zie daarvoor ook artikelen 11.3 en met 11.4 van de IOw.