VOORZIENINGENRECHTER VAN DE AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE RAAD VAN STATE
15 juli 2020, nr. 201906011/1/A3 en
201906011/3/A3
(Mr. A.J.C. de Moor-van Vugt)
m.nt. T.N. Sanders
Art. 5:1 Awb
ECLI:NL:RVS:2020:1618
Handhaving tegen illegale overnachting in woonwagen niet in strijd met artikel 8 ERVRM. Belangenafweging is redelijk omdat gemeente Amsterdam voldoende doet om woonwagenstandplaatsen te realiseren.
Noot
Auteur: T.N. Sanders
1.
Ter signalering. De Afdeling oordeelt in deze uitspraak dat het college van Amsterdam bevoegd was om handhavend op te treden tegen een woonwagenbewoner die in zijn caravan aan de openbare weg sliep — in strijd met de APV. De bewoner beroept zich op artikel 8 EVRM (het huisrecht) en stelt dat hij weinig andere keus heeft. Er zijn namelijk onvoldoende woonwagenstandplaatsen in de gemeente Amsterdam. Hij moet dus wel in strijd met de APV in zijn caravan slapen.
2.
De Afdeling toetst dit betoog in het kader van de vraag of het college bevoegd is om te handhaven en concludeert dat (i) het huisrecht geen recht geeft op een woning of staplaats, (ii) er een wettelijke grondslag is voor de inmenging in het huisrecht in dit geval (de APV) en (iii) dat het college bij de inmenging in dat huisrecht een redelijke belangenafweging heeft verricht. Bij dat derde punt kijkt de Afdeling naar de inspanningen van het college in algemene zin om meer standplaatsen te creëren en de inspanningen ten opzichte van de appellant in het bijzonder. Die inspanningen acht de Afdeling toereikend, dus mag het college hier handhaven.
Leave a Reply