8. Hoewel de inspanningen van [appellante], gelet op wat is overwogen onder 6 en 7, niet voldoende waren voor de conclusie dat haar ter zake van die overtreding geen enkel verwijt valt te maken of zij op basis van de matigingsgronden van artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel verminderd verwijtbaar moet worden geacht, acht de Afdeling een matiging van het boetebedrag geboden, nu het slachtoffer in zekere mate roekeloos heeft gehandeld door de plaat op te tillen en het ongeval deels door zijn eigen schuld heeft plaatsgevonden. De plaat had een omvang van 80 bij 80 centimeter en kon gezien de aan de onderkant daarvan bevestigde constructie in de sparing slechts recht omhoog worden opgetild. Bij het schuin omhoog willen tillen van de plaat kon het slachtoffer weerstand bemerken. Voor het optillen van de plaat was dus een gerichte werkwijze vereist. Van het slachtoffer mocht daarom worden verwacht dat hij begreep dat de plaat geen afval was. Dit heeft het slachtoffer er niet van weerhouden om de plaat te verwijderen waarna hij door het gat in de vloer is gevallen.
Gelet op het bovenstaande is de Afdeling van oordeel dat de boete van € 10.800,00 gematigd dient te worden met 25%.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@125489/202002178-1-a3/
Leave a Reply