Lengte begunstigingstermijn en de tijdseenheid na afloop begunstigingstermijn
10. Plantko betoogt dat de aan de last verbonden begunstigingstermijn van vier weken voor het indienen van een saneringsplan onevenredig kort is. Zij stelt dat het binnen deze termijn, zoals ook is gebleken, niet mogelijk is een saneringsplan in te dienen. Ter zitting heeft zij in dit verband benadrukt dat het voorliggende handhavingsbesluit naar haar mening losstaat van het eerder opgelegde handhavingsbesluit.
Verder betoogt Plantko dat de tijdseenheid die na afloop van de begunstigingstermijn geldt voor het verbeuren van een dwangsom, namelijk één week, te kort is en dient te worden afgestemd op de tijd die nodig is om de overtreding te kunnen opheffen. Daartoe voert zij aan dat zij niet binnen één week voor een saneringsplan kan zorgdragen. Mede gelet op de voorbereidende werkzaamheden is een langere periode noodzakelijk. Ook voor het starten met de uitvoering van de werkzaamheden is één week niet reëel, aldus Plantko.
10.1. Het college acht de in het besluit gegeven begunstigingstermijn haalbaar, mede omdat in dit geval door de jaren heen al veel onderzoek is gedaan.
10.2. Artikel 5:32a, tweede lid, van de Awb luidt:
“2. Bij een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.”
Artikel 5:32b, eerste lid, luidt:
“1. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last.”
10.3. Het college heeft bij besluit van 25 februari 2020 de begunstigingstermijn van vier weken voor het indienen van een saneringsplan verlengd tot 1 juli 2020, omdat uit het plan van aanpak van 24 februari 2020 bleek dat voor het uitvoeren van bodemonderzoek en het opstellen van een saneringsplan minder dan vier maanden nodig is. Vervolgens heeft het bij besluit 29 juni 2020 de begunstigingstermijn voor het indienen van een saneringsplan verlengd tot 1 september 2020, mede vanwege vertragingen in verband met het coronavirus. Het college heeft daarna bij besluit van 28 augustus 2020 de begunstigingstermijn voor het indienen van een saneringsplan opnieuw verlengd, ditmaal tot 1 november 2020, mede vanwege het doen van onderzoek waar, als gevolg van de fasering, eerder geen rekening mee kon worden gehouden.
10.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 21 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9905) strekt de begunstigingstermijn ertoe de overtreding op te heffen, waarbij als uitgangspunt geldt dat deze niet wezenlijk langer mag worden gesteld dan noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen.
De Afdeling overweegt dat de gestelde begunstigingstermijn van vier weken op zichzelf kort is om een saneringsplan in te dienen. In dit geval mag er echter niet aan worden voorbij gegaan dat het college bij het bepalen van de begunstigingstermijn in aanmerking heeft genomen dat, gelet op de omvang en de ernst van de geconstateerde verontreiniging, op korte termijn maatregelen dienen te worden getroffen en Plantko al geruime tijd op de hoogte was van de verontreiniging. Zoals onder 4.3 is vermeld, is op 1 augustus 2017 reeds een beschikking ernst en spoed vastgesteld, waarin is bepaald dat binnen een jaar na inwerkingtreding van het besluit door of namens Plantko een saneringsplan ter goedkeuring aan het college moest worden voorgelegd. Vervolgens heeft het college bij brief van 24 juni 2019 een schriftelijk voornemen tot het opleggen van lasten onder dwangsom overgelegd om te bewerkstellingen dat Plantko alsnog aan de opdrachten in de beschikking zou voldoen. Bij besluit van 12 augustus 2019 heeft het college twee lasten onder dwangsom aan Plantko opgelegd. Omdat Plantko nadien nog steeds geen saneringsplan bij het college ter goedkeuring heeft voorgelegd, heeft het college bij voorliggend handhavingsbesluit een nieuwe, verhoogde last onder dwangsom opgelegd. Anders dan Plantko betoogt, kan de Afdeling, gelet ook op de voorgeschiedenis van deze zaak, geen aanknopingspunten vinden voor het oordeel dat het college de begunstigingstermijn van vier weken, die overigens ook nog – zoals onder 10.3 is vermeld – met negen maanden is verlengd tot november 2020, niet in redelijkheid heeft kunnen stellen (vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 9 februari 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AS5501, onder 2.8 en 6 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR0519, onder 2.6.1). Daarbij betrekt zij dat het college deze termijn haalbaar heeft kunnen achten, gezien de reeds beschikbare rapporten met betrekking tot de locatie. In de gestelde omstandigheid, zoals op de zitting nader toegelicht door De Rijk van Stantec B.V. aan de hand van het tijdpad in de memo van 6 mei 2021, dat Plantko bij de nakoming van de last afhankelijk was van derden, waaronder de Omgevingsdienst en het waterschap, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de begunstigingstermijn van vier weken in dit geval te kort is. Daartoe wordt overwogen dat Plantko niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij tijdig stappen heeft ondernomen om aan de last te voldoen, hetgeen voor haar rekening en risico komt. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat Plantko, zoals zij ter zitting heeft toegelicht, de verontreiniging gefaseerd in kaart heeft willen brengen alvorens tot een saneringsplan te komen, om zo kosten te besparen. Als derden niet tijdig wilden meewerken, had Plantko zich nogmaals tot het college kunnen wenden met een verzoek de begunstigingstermijn ook na 1 november 2020 verder te verlengen, hetgeen Plantko niet heeft gedaan. De niet nader met stukken of anderszins onderbouwde stelling op de zitting dat zij in november 2020 reeds een saneringsplan heeft ingediend, dat vervolgens niet zou zijn goedgekeurd door het college, doet daar niet aan af.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@126108/202004651-1-r1/
Leave a Reply