5.3. […] De Afdeling is van oordeel dat [appellante] zich heeft ingespannen om aan de regels te voldoen en dat zij mede door informatie van de gemeente veronderstelde dat zij in lijn met de regelgeving handelde. Zij heeft conform de destijds geldende regelgeving de B&B gemeld bij het college. Hierna ontving zij de bevestigingsbrief van 5 december 2016 en brieven over de toeristenbelasting voor de verhuur van de B&B. De Afdeling vindt het begrijpelijk dat [appellante] door deze brieven dacht dat zij aan de regels had voldaan.
[appellante] kan niet volledig worden verweten dat zij niet stond ingeschreven in de brp op het adres van de woning op de tweede verdieping. De bevestigingsbrief van 5 december 2016 vermeldde dit niet als voorwaarde. Deze voorwaarde volgde wel uit de Huisvestingsverordening, zodat [appellante] daarvan op de hoogte had kunnen zijn. De Afdeling acht aannemelijk dat [appellante] op het verkeerde been is gezet door de voorwaarden voor het voeren van een B&B zoals die in de bevestigingsbrief van het college werden vermeld. De Afdeling meent dat het geheel aan feiten en omstandigheden gezamenlijk leidt tot een verminderde mate van verwijtbaarheid van de overtreding van [appellante]. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
5.4. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om de boete te matigen. De Afdeling is van oordeel dat een boete van € 10.250,00 in dit geval evenredig is.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@126850/202003871-1-a3/
Leave a Reply