ABRvS 14 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2317 – bestuursorgaan had nalv HH verzoek beter geur moeten onderzoeken door te onderzoeken of inrichting deze geuren verspreid.

Print deze pagina

Vaststelling overtreding voorschrift 8.1

7.       Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het onmogelijk is om te onderzoeken of [bedrijf] voorschrift 8.1 overtreedt. Het college voert daartoe aan dat de lucht in alle ruimten van de eendenslachterij wordt afgezogen naar één punt (de luchtwasser). De geuren van afvalstoffen en van niet-afvalstoffen vermengen zich daar en worden afgevoerd naar de buitenlucht. Het is niet mogelijk om met een menselijke neus vast te stellen welk deel van de geur in de lucht buiten de inrichting afkomstig is van afvalstoffen. De rechtbank heeft daarom ten onrechte geoordeeld dat het college had moeten onderzoeken of de geur afkomstig is van afvalstoffen, en dat alsnog nader onderzoek hiernaar moet worden gedaan, aldus het college.

7.1.    Niet in geschil is dat er geur vanuit de inrichting zich buiten de inrichting verspreidt. Als die geur (deels) afkomstig is van afvalstoffen, is sprake van overtreding van voorschrift 8.1. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college niet aannemelijk gemaakt dat het onmogelijk is om vast te stellen of voorschrift 8.1 wordt overtreden.

Dat niet zonder meer kan worden geroken of de geur buiten de inrichting afkomstig is van afvalstoffen laat namelijk onverlet dat het college kan onderzoeken of handelingen met afvalstoffen samenhangen met het waarnemen van (meer, een sterkere, of andere) geur buiten de inrichting. Is van een dergelijke waarneming sprake, dan is aannemelijk dat kan worden onderzocht of bepaalde handelingen met bepaalde afvalstoffen daadwerkelijk als bron van de geur buiten de inrichting kunnen worden aangewezen.

De Afdeling wijst er in dat verband op dat in de door het college overgelegde rapporten van de Omgevingsdienst verscheidene handelingen met afvalstoffen zijn genoemd die tot geurhinder kunnen leiden, en waarnaar geen nader onderzoek is gedaan. Zo staat in het rapport van de Omgevingsdienst van 17 december 2018 dat categorie 2- en 3-materiaal (bepaalde dierlijke bijproducten) dagelijks na het beëindigen van de slachtactiviteiten wordt afgevoerd. Uit het rapport volgt dat het afvoeren van deze afvalstoffen tot geurverspreiding buiten de inrichting kan leiden, omdat er geen technische maatregel is om ervoor te zorgen dat de deuren in de ontvangsthal gesloten zijn bij het verladen van deze afvalstoffen. Verder staat in het rapport dat bloed wordt opgeslagen in een bloedtank, die dagelijks wordt geleegd. Zuiveringsslib wordt opgeslagen in een andere tank, die ongeveer twee maal per week wordt geleegd. Volgens het controlerapport kan bij het leegpompen van deze tanks met afvalstoffen geur vrijkomen omdat er geen dampretourleiding is.

Het college heeft niet onderzocht of het afvoeren van categorie 2- en 3-materiaal, het leegpompen van de bloed- of slibtank, of andere handelingen met afvalstoffen leiden tot verspreiding van geur buiten de inrichting. In zijn incidenteel hogerberoepschrift volstaat het college met de stelling dat bij het legen van de bloed- en slibtanks geen geur kan vrijkomen als de vrachtwagens schoon zijn. Naar het oordeel van de Afdeling is dit geen adequate reactie op het rapport. Daargelaten dat niet is onderzocht of de vrachtwagens daadwerkelijk schoon zijn, is hiermee niet gereageerd op de andere mogelijke geurbronnen die zijn genoemd in het rapport van 17 december 2018. De Afdeling merkt daarbij op dat de Stichting in hoger beroep een rapport van de Omgevingsdienst van 29 november 2022 heeft overgelegd, waarin staat dat de slibtank tijdens de controle werd geleegd, en dat dit “goed te ruiken” was. Overigens zijn in dit rapport diverse andere onvolkomenheden genoemd die kunnen leiden tot geuremissie van afvalstoffen, en waarnaar evenmin onderzoek is gedaan.

Alleen al vanwege de hiervoor genoemde handelingen met afvalstoffen uit het rapport van 17 december 2018 en het feit dat die handelingen op verschillende momenten worden verricht, is de Afdeling niet ervan overtuigd dat het onmogelijk is om vast te stellen of voorschrift 8.1 wordt overtreden. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat het college nader onderzoek moet doen naar de verspreiding van geur afkomstig van afvalstoffen buiten de inrichting. Het college moet dit ter voorbereiding van het nog te nemen nieuwe besluit op bezwaar alsnog doen. De Afdeling geeft het college daarbij mee dat het de geurbronnen die zijn genoemd in de rapporten van 17 december 2018 en 29 november 2022 als startpunt kan nemen voor het nadere onderzoek.

Het betoog slaagt niet.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2023:2317

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *