5. [appellante] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan het feit dat zij door de coronacrisis zwaar is getroffen door de aard van de bedrijfsmatige activiteiten. Gelet daarop wordt zij door de boeteoplegging onevenredig hard getroffen. De rechtbank had niet alleen mogen afgaan op de financiële draagkracht van de vennoten, aldus [appellante].
5.1. Zoals onder 4.1 is overwogen, is het opleggen van de maximale boete per werknemer op grond van de Beleidsregel Wml niet onredelijk. Dat neemt niet weg dat een boete evenredig moet zijn. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestaat reden tot matiging van de opgelegde boete indien op basis van de door de beboete werkgever overgelegde financiële gegevens moet worden geoordeeld dat zij door de opgelegde boete onevenredig wordt getroffen (zie de uitspraken van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:170 en 18 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1299). De Afdeling merkt daarbij op dat coronamaatregelen geen zelfstandige matigingsgrond vormen maar wel van invloed kunnen zijn op de financiële situatie die wordt betrokken bij de evenredigheidstoets. Verder is het aan [appellante] om aannemelijk te maken dat zij door de opgelegde boete onevenredig wordt getroffen.
5.2. Bij een vennootschap onder firma zijn de vennoten hoofdelijk verantwoordelijk voor het voldoen van een boete. [appellante] heeft onvoldoende inzicht gegeven in de financiële situatie van de vennoten zelf en van het bedrijf. Zij heeft niet van alle vennoten het formulier “Vragenlijst natuurlijke personen voor bepaling draagkracht”, overgelegd. Verder is geen inzicht gegeven in fiscale gegevens. [appellante] heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de vennoten onevenredig worden getroffen door de hoogte van de boete. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat de vennootschap onder firma onevenredig wordt getroffen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat geen reden bestaat voor matiging van de boete.
Het betoog slaagt niet.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:4172
Leave a Reply