Evenredigheidsbeginsel
6. De rederij betoogt tot slot dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de opgelegde bestuurlijke boete disproportioneel is en in strijd is met artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). De veiligheid van de vaart is volgens de rederij nooit in het geding geweest omdat er meer bemanning aanwezig was dan vereist en de bemanning voldoende had kunnen rusten. Dat blijkt ook uit het boeterapport, aldus de rederij.
6.1. In artikel 5:46, derde lid, van de Awb is bepaald dat als de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete oplegt indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is. De door de minister opgelegde boete is zo een bij wettelijk voorschrift gefixeerde boete. Uit artikel 48, vierde lid, van de Binnenvaartwet, in samenhang gelezen met bijlage 11.1 bij de Binnenvaartregeling, boetefeitcode 3.3.002, volgt immers dat voor ieder uur dat te veel is gevaren een boete wordt opgelegd van € 500,00.
6.2. Op de zitting bij de Afdeling heeft de minister toegelicht dat de exploitatiewijze en de daarbij horende maximale vaartijd voor de hele vaart wordt vastgesteld voordat de vaart begint. Op basis van de exploitatiewijze wordt de samenstelling van de bemanning gekozen. In artikel 3.15 van het RSP is de minimumbemanning per exploitatiewijze opgenomen. Dat er volgens de rederij voor een deel van de vaart meer bemanning aanwezig was dan exploitatiewijze A2 vereist, betekent volgens de Afdeling niet dat onder een andere exploitatiewijze gevaren mocht worden waarvoor een langere maximale vaartijd geldt. De samenstelling van de bemanning bepaalt immers niet de exploitatiewijze. Dit heeft de Afdeling eerder overwogen in haar uitspraak van 29 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:790. Ook de omstandigheid dat de bemanning al varend voldoende had kunnen rusten en de veiligheid naar gesteld niet in het geding was, maakt niet dat langer gevaren mocht worden dan volgens de wettelijke bepalingen is toegestaan. De omstandigheden die de rederij heeft aangevoerd, zijn geen bijzondere omstandigheden die maken dat de boete onevenredig is.
Het betoog slaagt niet.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:5171
Leave a Reply