Evenredigheid sluiting
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de sluiting evenredig was. Hij voert hiertoe aan dat hem geen dan wel onvoldoende verwijt kan worden gemaakt om de woning voor de duur van vier maanden te sluiten. De rechtbank heeft hem ten onrechte verweten dat hij de huurders niet kende en dat hij had moeten controleren of de huurders over voldoende inkomsten beschikten om de huur te kunnen voldoen. Dit was volgens hem niet zijn taak en plicht, maar die van Budget Housing, omdat hij dit bemiddelingsbureau hiervoor had ingeschakeld. Bovendien had Budget Housing wel de huurovereenkomst naar hem gestuurd, maar heeft hij niet de bijlagen ontvangen waardoor hij niet kon weten dat de huurders over onvoldoende inkomsten beschikten. Ook heeft de rechtbank hem ten onrechte verweten dat hij niet onmiddellijk de politie heeft verwittigd toen de hennepkwekerij werd aangetroffen, omdat Budget Housing, als professionele partij, hem heeft geadviseerd geen aangifte te doen en de hennepplanten op te ruimen.
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912), zijn bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, de bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. De burgemeester dient zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel.
4.2. Ten aanzien van de mate van verwijtbaarheid heeft de Afdeling eerder overwogen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1139), dat het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden met zich kan brengen dat de burgemeester redelijkerwijs niet van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan de betrokkene bijvoorbeeld geen verwijt van de overtreding worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2116. Zoals de Afdeling onder meer in de uitspraak van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2443, heeft overwogen wordt van degene die een woning verhuurt verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt. De rechtspraak daarover betekent dat verhuurders concreet toezicht moeten houden op het gebruik van een pand dat zij verhuren. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2462, heeft overwogen is het niet genoeg als zij het pand alleen maar bezoeken. Zij moeten ook controles uitvoeren die zijn gericht op het gebruik van het pand.
4.3. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het feit dat vaststaat dat [appellant] niet betrokken is geweest bij de hennepkwekerij en de aangetroffen hennep, niet betekent dat hem geen enkel verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank heeft met juistheid van belang geacht dat [appellant] de huurders bij het aangaan van de huurovereenkomst niet kende. Gelet op de verklaring van Budget House, waaraan door de politie in de reactie van 5 maart 2021 is gerefereerd, had [appellant] in dit geval moeten controleren of de huurders voldoende inkomsten hadden om de huur te kunnen voldoen. [appellant] betwist dat hij de bijlagen bij de huurovereenkomst van Budget Housing heeft ontvangen. Wat daar ook van zij, het staat vast dat [appellant] de overeenkomst heeft getekend. Voor zover de bijlagen niet aan hem zijn toegezonden, had hij daar inzage in moeten vragen. Het is vaste rechtspraak dat van een eigenaar van een woning mag worden verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het door hem verhuurde pand wordt gemaakt. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden was het aan [appellant] als eigenaar om het gebruik van de woning te controleren en mocht hij er in dit geval niet mee volstaan alles over te laten aan Budget House.
Ook is van belang dat [appellant] op het moment dat hij de hennepkwekerij heeft aangetroffen in de woning, niet meteen de politie hierover heeft ingelicht. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] ook hier als eigenaar van de woning niet de volledige verantwoordelijkheid bij Budget House kan leggen.
4.4. Dat [appellant] als gevolg van de sluiting financiële schade heeft opgelopen, omdat hij zijn woning voor de duur van vier maanden niet kon verhuren, heeft niet tot gevolg dat de sluiting onevenredig was. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 24 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:390, heeft overwogen, leidt het mislopen van huurinkomsten op zichzelf niet tot onevenredigheid. Dat [appellant] schade heeft opgelopen aan het pand, is voor de evenredigheidsbeoordeling niet relevant, nu de schade niet het gevolg is van de sluiting.
4.5. De rechtbank heeft gezien het vorenstaande terecht geoordeeld dat de sluiting evenredig was. Het betoog slaagt niet.
Rechtsongelijkheid
5. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat sprake is van rechtsongelijkheid, omdat de burgemeester bij ontdekkingen van hennepkwekerijen bij andere professionele verhuurders, zoals woningbouwverenigingen, niet overgaat tot sluiting van de woning.
5.1. Bij de afweging om al dan niet tot sluiting van een woning over te gaan mag de burgemeester betekenis toekennen aan de wettelijke waarborgen die gelden voor woningcorporaties en het transparante toewijzingsbeleid. Anders dan particuliere verhuurders mogen zij niet elk willekeurig persoon huisvesten. Aannemelijk is dat lange wachttijden bestaan en dat steeds meer mensen een urgent woonprobleem hebben, waardoor het belangrijk is dat woningen weer snel vrijkomen om de doorstroom in de sociale huursector te kunnen bevorderen en de specifieke doelgroepen te kunnen huisvesten. Particuliere verhuurders hebben een dergelijke plicht niet en zijn ook in die zin dus niet gelijk te stellen met een woningbouwvereniging. Aannemelijk is verder dat particuliere verhuurders doorgaans een voorkeur hebben voor andere doelgroepen en dat zij ook op een andere manier tot verdeling van woonruimte zullen overgaan omdat zij doorgaans een commercieel motief zullen hebben. Daarom weegt in het geval van particuliere verhuur het belang van het zichtbaar optreden tegen drugshandel zwaarder dan bij verhuur door woningbouwcorporaties. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 29 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1147.
Het betoog slaagt niet.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2023:2774
Leave a Reply