ABRvS 20 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1149 – geen grondslag voor handhaving. Legaliteitsvereiste staat “extensieve interpretatie van wettelijke regels” bij handhaving in de weg.

Print deze pagina

Beoordeling van het hoger beroep

6. De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld dat geen wettelijke grondslag bestaat voor de aan [bedrijf] opgelegde sancties. Het legaliteitsvereiste vergt dat voor de bevoegdheid tot het nemen van handhavingsmaatregelen een expliciete basis is opgenomen in de regelgeving. Voor extensieve interpretatie van wettelijke regels is, nu het hier gaat om handhavingsbevoegdheden, geen plaats. Zoals Normec ter zitting van de Afdeling heeft bevestigd, is zij slechts bevoegd tot handhaving in geval van afwijking van het Certificatieschema. In de artikelen 36 en 43 van dat schema wordt onderscheid gemaakt tussen de asbestverwijderingswerkzaamheden en hetgeen voor het begin van die werkzaamheden moet worden gedaan. Onder de asbestverwijderingswerkzaamheden moeten worden verstaan de werkzaamheden als bedoeld in artikel 4:54a en d van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, was [bedrijf] op 25 maart 2019 nog niet begonnen met de werkzaamheden die zijn genoemd in artikel 4.54a, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. De opbouw van een containment is weliswaar een essentiële voorwaarde om asbest veilig te kunnen verwijderen, maar is een voorbereidende werkzaamheid die niet kan worden aangemerkt als het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk of object waarin asbest is verwerkt, het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten of het opruimen van asbesthoudende producten. De werkzaamheden die [bedrijf] uitvoerde, zijn geen werkzaamheden als omschreven in artikel 4.54a, eerste lid, of artikel 4.54d van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Het begrip “werkzaamheden” als gebezigd in artikel 36, aanhef en onder c, of artikel 43 van het Certificatieschema dient in overeenstemming met die omschrijving te worden verstaan, zodat zij daar evenmin onder vallen. Normec is daarom ten onrechte overgegaan tot handhaving wegens afwijking van deze artikelonderdelen. Ook heeft zij ten onrechte het aan [bedrijf] verleende certificaat voorwaardelijk geschorst en haar een formele waarschuwing opgelegd. Het moge zo zijn dat, zoals Normec heeft aangevoerd, de voorbereidende werkzaamheden onlosmakelijk zijn verbonden met de daadwerkelijke verwijderingswerkzaamheden, maar dat maakt dit gelet op wat hiervoor is overwogen over het ontbreken van de vereiste wettelijke grondslag niet anders. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat het besluit van 6 november 2019 moet worden vernietigd en heeft terecht het besluit van 8 mei 2019 herroepen. Dit oordeel laat onverlet dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bevoegd is om handhavend op te treden als voorschriften met betrekking tot het veilig betreden van ruimten waarin asbest is gevonden zijn overtreden. Het betoog faalt.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@130828/202102958-1-a3

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *