Beoordeling van het hoger beroep
6. Handhaving van de voor advocaten geldende normen kan zowel tuchtrechtelijk als bestuursrechtelijk plaatsvinden. Bij tuchtrechtelijke handhaving is geen sprake van een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit (vergelijk de uitspraken van 10 november 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO3490, en 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3208). Bij bestuursrechtelijke handhaving is dat wel het geval. Op grond van artikel 45g, eerste lid, van de Aw, kan de deken voor de overtreding van het bepaalde bij of krachtens een verordening als bedoeld in de artikelen 9b, zesde lid, 9c, tweede lid, en 28, tweede lid, onderdelen a tot en met d, een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom opleggen. De rechtbank heeft terecht met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1603, overwogen dat alleen overtredingen die hun grondslag vinden in één van de in artikel 45g, eerste lid, van de Aw vermelde bepalingen, bestuursrechtelijk handhaafbaar zijn. [appellante] heeft de deken verzocht om (spoedeisend) handhavend op te treden op grond van artikel 60ab van de Aw in verband met de kwaliteitsuitoefening van de advocatenpraktijk in de zin van artikel 46 van de Aw. Artikel 46 van de Aw valt niet onder de in artikel 45g, eerste lid, van de Aw genoemde bepalingen. Het belang dat artikel 46 van de Aw beoogt te beschermen, kan alleen via de tuchtrechtelijke weg worden gehandhaafd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de reactie van de deken op het verzoek van 14 december 2021 om handhavend op te treden tegen [rechtsbijstandverlener] geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:4716
Leave a Reply