Hoger beroep
6. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de boete terecht is opgelegd aan [appellante]. Uit het besluit van 4 augustus 2021 volgt namelijk dat de boete is opgelegd aan [appellant].
6.1. Het besluit van 29 mei 2020 is gericht aan “[appellante], tav [appellant]”. In de tekst, die zich blijkens de bewoordingen tot [appellant] richt, wordt gesteld dat [appellant] feitelijke handelingen heeft verricht die verband houden met de toeristische verhuur van de Woning en dat de Woning door haar is aangeboden op de website van Airbnb. Volgens het besluit moet [appellant] als overtreder worden aangemerkt.
Het besluit op bezwaar van 4 augustus 2021 is gericht aan de gemachtigde van [appellante] en [appellant], mr. J.M. Bakx-van den Anker, en is ook verzonden ter attentie van mr. J.M. Bakx-van den Anker. Blijkens het besluit wordt [appellant] als feitelijk overtreder aangemerkt.
6.2. Het college heeft zich in de schriftelijke uiteenzetting op het standpunt gesteld dat zowel [appellante] als [appellant] beboet kunnen worden als dezelfde persoon via het leerstuk van vereenzelviging. In dat geval worden de gedragingen van de rechtspersoon één op één toegerekend aan de persoon achter de rechtspersoon, in dit geval [appellant]. Volgens het college is er geen identiteitsverschil. Het is [appellant] geweest, als natuurlijk persoon, die de verwijtbare gedraging heeft uitgevoerd door de Woning te verhuren aan toeristen en daartoe feitelijke en rechtshandelingen heeft verricht, aldus het college.
Op de zitting bij de Afdeling heeft het college desgevraagd verklaard dat het de bedoeling was één entiteit te beboeten voor de overtreding. Volgens het college is beoogd de boete op te leggen aan [appellante] en is [appellant] in haar hoedanigheid van bestuurder aangeschreven.
6.3. Naar het oordeel van de Afdeling kan uit de besluiten van het college niet eenduidig worden afgeleid aan wie de boete is opgelegd en – in het verlengde hiervan – wie het college als overtreder heeft aangemerkt, nu de besluiten kennelijk zijn gericht aan [appellante], maar [appellant] daarin wordt aangesproken en als feitelijk overtreder wordt aangemerkt. Dat, naar het college stelt, de rechtspersoon [appellante] en de natuurlijke persoon [appellant] in dit geval als dezelfde persoon moeten worden aangemerkt, volgt de Afdeling niet, alleen al niet omdat gesteld noch gebleken is dat [appellant] de gestelde handelingen heeft verricht uit naam van [appellante].
6.4. Nu uit de bestreden besluitvorming en toelichting ter zitting niet eenduidig kan worden afgeleid wie het college als overtreder heeft aangemerkt, kan deze besluitvorming alleen al om deze reden niet in stand blijven.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:3415
Leave a Reply