4.1. Niet in geschil is dat de oorspronkelijke schuur al sinds de jaren ’50 op het perceel staat en dat [appellant] in 1987 eigenaar is geworden van het perceel waarop de schuur staat. In 2005 heeft [appellant] de aanbouw gerealiseerd. Partijen hebben ter zitting gesteld dat de aanbouw niet slechts een overkapping betreft, maar rondom muren heeft. Desgevraagd heeft [appellant] ter zitting gesteld dat hij de schuur na een brand in 2013 heeft opgeknapt. De oude muur van de oorspronkelijke schuur aan de kant van de aanbouw staat er niet meer, het nieuwe dak op de aanbouw is verhoogd en loopt door tot aan de daknok van de oorspronkelijke schuur. De voorzieningenrechter overweegt dat de schuur met aanbouw, gelet op het vorenstaande, één geheel is geworden en dat deze niet meer kan worden onderscheiden in een oorspronkelijk deel en een aanbouw. Geconcludeerd moet worden dat de oorspronkelijke schuur niet meer bestaat en dat de schuur naar aard en omvang is vergroot ten opzichte van de oorspronkelijke schuur. Nog daargelaten dat het bouwovergangsrecht uit artikel 43 van het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied 2010, partiële herziening 2013” en artikel 14, tweede lid, aanhef en onder 1, van het daarvoor geldende bestemmingsplan “Kern Elst 1993” niet legaliseert, kan een beroep op het overgangsrecht [appellant] evenmin baten, omdat door de verbouwing een nieuwe schuur is ontstaan. [appellant] moet als bouwer van die schuur worden aangemerkt. Vast staat dat voor deze nieuwe schuur geen omgevingsvergunning is gevraagd of verleend. Het college was daarom bevoegd om handhavend op te treden.
4.2. Nu er geen onderscheid meer bestaat tussen de oorspronkelijke schuur en het aangebouwde deel waardoor [appellant] als bouwer van het geheel moet worden aangemerkt, heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat het college aan [appellant] op grond van artikel 2.3a, eerste lid, van de Wabo geen last onder dwangsom ten aanzien van de oorspronkelijke schuur kon opleggen. De aangevallen uitspraak komt hierdoor voor vernietiging in aanmerking.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@121771/202002527-1-r4-en-202002527-2-r4/