4.2. Dat sprake is van een overtreding van het bestemmingsplan op grond waarvan het college bevoegd is handhavend op te treden is tussen partijen niet in geschil. Partijen houdt verdeeld of De Stille Wille het in haar macht heeft om de overtreding ongedaan te maken. Anders dan De Stille Wille betoogt heeft de rechtbank terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de uitspraak van de Afdeling van 9 september 2020 met zich brengt dat het college in een nieuw besluit om handhavend op te treden tegen strijdig gebruik op het perceel niet opnieuw het standpunt kan innemen dat De Stille Wille het in haar macht heeft de overtreding ongedaan te maken.
4.3. Uit de kadastrale gegevens en de notariële akte van 13 oktober 2017 ‘tot vestiging van het recht van ondererfpacht en het recht van opstal/rangwisseling’ met nummer Hyp4 718811/49, die op 30 oktober 2017 onder dat nummer in het register Onroerende Zaken is ingeschreven, blijkt dat er een recht van ondererfpacht is gevestigd op het perceel en een daarvan afhankelijk (onder)opstalrecht ten behoeve van [persoon A], [persoon B] en [persoon C] ieder voor een derde deel. De eigendom van het perceel berust bij [persoon D] en [persoon E] (inmiddels: de erven van [persoon E]). Dat eigendomsrecht is belast met een recht van erfpacht en opstal van De Stille Wille. Het recht van ondererfpacht is door De Stille Wille als ondererfverpachter gevestigd onder de in de akte vermelde algemene bepalingen waaronder de voorwaarde opgenomen in artikel 3, onder a. Daarin staat onder meer dat het in erfpacht ontvangen perceel(-sgedeelte) en de zich daarop bevindende opstal bestemd zijn voor recreatiedoeleinden en de erfpachter zich verplicht het perceel(-sgedeelte) en de opstal te gebruiken overeenkomstig deze bestemming, overeenkomstig de door de overheid ten deze gestelde of nog te stellen richtlijnen, normen en voorschriften en overeenkomstig richtlijnen en aanwijzingen gegeven of nog te geven door De Stille Wille. Daarnaast is in artikel 9, onder a, geregeld dat het de erfpachter zonder schriftelijke toestemming van De Stille Wille niet is toegestaan het in erfpacht verkregen perceel en/of de zich daarop bevindende opstallen aan derden in gebruik te geven of dat nu geschiedt om niet, op titel van huur of anderszins, een en ander noch geheel of gedeeltelijk. De Stille Wille zal zijn toestemming slechts weigeren om gegronde redenen. Verder is geregeld in artikel 18, onder a, dat De Stille Wille het recht heeft, zonder dat ingebrekestelling is vereist, het recht van erfpacht en opstal op te zeggen indien de erfpachter in ernstige mate in gebreke is gebleven de verplichtingen uit de erfpachtsakte en/of de Algemene Bepalingen na te komen.
4.4. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college voorafgaand aan de besluitvorming anders dan in het besluit dat aan de orde was in de uitspraak van 9 september 2020 wel onderzoek heeft gedaan naar de kadastrale gegevens en de eigendoms- en erfpachtverhoudingen. De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat het college zich onder verwijzing naar de onder 4.3 genoemde Algemene Bepalingen op het standpunt heeft mogen stellen dat De Stille Wille als ondererfverpachter en onderopstalgever bevoegd is om het recht van ondererfpacht en opstal op te zeggen indien de ondererfpachter in ernstige mate in gebreke is gebleven de verplichtingen uit de erfpachtsakte en/of de Algemene Bepalingen na te komen. Dit betekent dat zij het in haar macht heeft het de overtreding ongedaan te maken. Overigens is het gebruik in dit geval ook tijdig beëindigd en is in zoverre dan ook niet gebleken dat het met toepassing van deze bepalingen onmogelijk was voor De Stille Wille om het gebruik te beëindigen.
Het betoog faalt.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:4283
Leave a Reply