9.1. Zoals het college ter zitting heeft toegelicht, voert het geen actief handhavingsbeleid ten aanzien van erfafscheidingen. Het college beziet naar aanleiding van een melding of handhavend wordt opgetreden tegen een erfafscheiding.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in bijvoorbeeld de uitspraken van 4 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1982, en 1 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1961, mag handhavingsbeleid er niet toe strekken dat tegen overtredingen met een lage prioriteit nimmer wordt opgetreden. Dit betekent echter niet dat bij de handhaving geen prioriteiten mogen worden gesteld. Prioriteitstelling is toegestaan om in het kader van doelmatige handhaving onderscheid te maken in de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de handhavingstaak. Zo kan prioritering bepalend zijn voor de mate waarin toezicht wordt gehouden op de naleving van voorschriften. Ook mag prioritering inhouden dat bij bepaalde lichte overtredingen alleen naar aanleiding van een klacht of een verzoek van een belanghebbende wordt beoordeeld of handhavend moet worden opgetreden. Wanneer door een belanghebbende om handhaving wordt verzocht, kan echter niet uitsluitend onder verwijzing naar de prioriteitstelling van handhaving worden afgezien. Alleen onder bijzondere omstandigheden immers mag van handhaving worden afgezien. De keuze van een bestuursorgaan om in verband met een beperkte handhavingscapaciteit een bepaalde overtreding een lage prioriteit toe te kennen, geldt niet als een bijzondere omstandigheid. Het orgaan zal dus na een verzoek om handhaving een afweging moeten maken in het individuele geval, waarbij de belangen van de verzoeker worden betrokken. Bij deze afweging moet het bestuursorgaan bezien of het ondanks de prioritering in dit geval toch moet optreden.
9.2. Het resultaat van die afweging kan zijn dat van handhaving wordt afgezien, gelet op het karakter van het overtreden voorschrift, het daarbij betrokken algemene belang en de belangen van de verzoeker. Leidt de naar aanleiding van een verzoek van een belanghebbende uitgevoerde beoordeling of handhavend moet worden opgetreden daarentegen tot het nemen van een sanctiebesluit, dan levert dat op zichzelf geen strijd met het gelijkheidsbeginsel op ten opzichte van gevallen waarin niet om handhaving is verzocht en geen sanctiebesluit is genomen. In die gevallen doet zich immers niet de omstandigheid voor dat een verzoek is gedaan waarmee in de bestuurlijke afweging rekening moet worden gehouden.
9.3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college alsnog voldoende heeft gemotiveerd waarom de door [verzoeker] aangevoerde gevallen verschillen van de erfafscheiding op het perceel. Het verschil is hierin gelegen dat voor de door [verzoeker] aangevoerde erfafscheidingen geen verzoeken om handhaving zijn ingediend en deze erfafscheidingen niet grenzen aan openbaar gebied. De erfafscheiding op het perceel van [verzoeker] grenst daarentegen wel deels aan openbaar gebied en de bewoner van het naburige perceel heeft om handhaving verzocht. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht overwogen dat [verzoeker] geen geslaagd beroep kan doen op het gelijkheidsbeginsel. Nu het college alsnog ter zitting bij de rechtbank heeft gemotiveerd waarom geen sprake is van gelijke gevallen, heeft de rechtbank naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht overwogen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op bezwaar in stand kunnen blijven.
Het betoog slaagt niet.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@127664/202103783-1-r2-en-202103783-3-r2/
Leave a Reply