Evenwichtigheid
5.6. [appellante] betoogt dat de sluiting van de woning niet evenwichtig is, omdat haar geen verwijt kan worden gemaakt. Zij heeft er nooit weet van gehad dat er verdovende middelen in de woning aanwezig waren. Haar zoon heeft de drugs volgens zijn verklaring kort voor de inval in het keukenkastje en in zijn eigen kamer verstopt en verblijft normaal gesproken niet bij haar in huis. Hij komt alleen bij haar als hij thuis ruzie heeft met zijn vader, bij wie hij ook ingeschreven staat. Daarnaast kon zij ook niet op de hoogte zijn van de aanwezigheid van de drugs. Haar zoon is meerderjarig en sloot zijn kamer af. Weinig ouders zullen de slaapkamer van hun meerderjarige kind overhoop halen als er geen aanwijzingen zijn voor drugshandel. Maar zelfs al zou de kamer regelmatig zijn gecontroleerd, dan nog kan het zo zijn dat daarna drugs in de kamer worden neergelegd. Bovendien lagen de drugs niet in het zicht omdat de zoon deze had verstopt. [appellante] heeft sinds de inval al het contact met haar zoon verbroken.
Verder betoogt [appellante] dat de sluiting ook niet evenwichtig is door haar persoonlijke en financiële omstandigheden. Zij heeft verschillende mentale klachten. Zij voelt zich alleen veilig in haar eigen huis. Zij heeft daarom een bijzondere binding met de woning. Daarbij verwijst zij naar een brief van haar huisarts van 26 januari 2022. Deze woning tijdelijk of zelfs definitief moeten verlaten is dan ook in haar geval extreem belastend en schadelijk. Het is onbegrijpelijk dat de rechtbank heeft geoordeeld dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat verhuizing naar een andere woonruimte leidt tot onaanvaardbare en onacceptabele emotionele en financiële consequenties. Daarbij heeft de rechtbank zonder deugdelijke onderbouwing overwogen dat niet is gebleken dat [appellante] – eventueel na een korte gewenningsperiode – niet ook weer tijdelijk in een andere woning een eigen, veilige en vertrouwde plek zou kunnen vinden. De rechtbank heeft dit bovendien gedaan zonder te willen wachten op de informatie van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) die op korte termijn een onderzoek zou starten naar de situatie van [appellante] en heeft haar verzoek om in verband daarmee niet onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak als te vaag en onzeker afgewezen.
Daarnaast volgt uit het bij de rechtbank overgelegde budgetplan heel duidelijk dat er geen financiële ruimte is voor dubbele woonlasten, schadevergoeding of verhuizing en borgsom. Er zijn geen financiële mogelijkheden om ergens anders te gaan wonen en het is onbegrijpelijk waarom dit niet uit de door haar overgelegde informatie zou volgen. Zij heeft een uitkering van circa € 1.078,- per maand en ontvangt € 45,- leefgeld per week. Verder is de sociale woningmarkt overbelast en zal de woningbouwvereniging de huurovereenkomst ontbinden waardoor ze niet meer kan terugkeren in de vertrouwde woning en op een zwarte lijst komt te staan. Niet duidelijk is waarom dit geen gevolg zou zijn van de sluiting van de woning door de burgemeester en deze daaraan bij de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting daarom minder belang hoeft te hechten, zoals de rechtbank heeft geoordeeld.
5.7. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft mogen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. In de overzichtsuitspraak is overwogen dat bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden.
5.8. De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester sluiting van de woning voor zes maanden evenwichtig heeft mogen achten. De burgemeester is dan ook ten onrechte tot het besluit tot sluiting van de woning overgegaan. Daarvoor acht de Afdeling het volgende van belang.
5.9. [appellante] leidt een geïsoleerd bestaan en voelt zich alleen veilig in haar eigen huis, met weinig contacten met anderen. Vaststaat en niet in geschil is dat [appellante] bekend is met mentale klachten zoals stress, spanning, hartkloppingen, paniekaanvallen en agorafobie. Voor deze klachten is zij door de huisarts in maart 2020 doorverwezen naar de praktijkondersteuner en gebruikt zij oxazepam. Dit heeft zij onderbouwd met stukken. [appellante] is aldus psychisch zeer kwetsbaar en dit betwist de burgemeester niet. Deze kwetsbaarheid betekent dat de aanwezigheid van drugs in de woning haar slechts in beperkte mate kan worden verweten. Die kwetsbaarheid brengt verder mee dat haar draagkracht voor het omgaan met de gevolgen van het tijdelijk moeten verlaten van de woning tijdens de sluiting beperkt is. Die gevolgen zijn gelegen in het mogelijk niet meer kunnen terugkeren in de woning omdat de woningbouwvereniging de huurovereenkomst opzegt en de plaatsing op de zwarte lijst. Naast haar psychische kwetsbaarheid heeft [appellante] met stukken onderbouwd dat zij beperkte financiële mogelijkheden heeft en dat zij onder bewind staat.
Zoals volgt uit de overzichtsuitspraak en latere uitspraken van de Afdeling zijn voorts de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren na de sluiting en de plaatsing van de overtreder een zwarte lijst, als gevolg waarvan zij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren, omstandigheden die bij de beoordeling van de evenwichtigheid van de sluiting moeten worden betrokken. De Afdeling volgt de redenering van de rechtbank dat de burgemeester hier minder of geen waarde aan hoeft te hechten, omdat dit gevolgen zijn van het aantreffen van drugs in de woning en niet van de sluiting, dan ook niet. Ook de redenering van de rechtbank dat [appellante] dit laatste gevolg ‘zelf in de hand heeft’ door de huur op te zeggen gaat in dit verband niet op. Dit opzeggen zou dan immers een gedwongen opzeggen inhouden om één van de negatieve gevolgen van de sluiting van de woning, die mogelijk ook nog onrechtmatig kan worden bevonden, te voorkomen.
5.10. Op de zitting heeft de burgemeester nog een keer bevestigd dat de woningbouwvereniging bij een woningsluiting altijd overgaat tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst waardoor bij een woningsluiting van een sociale huurwoning vervangende woonruimte moet worden gezocht en de voormalig huurder op een zwarte lijst van de woningbouwvereniging komt te staan. Hierdoor komt deze gedurende een bepaalde tijd niet in aanmerking voor een andere sociale huurwoning. De burgemeester heeft ook op de zitting erkend dat de financiële ruimte van [appellante] zeer beperkt is en dat het vinden van vervangende woonruimte ook daardoor niet eenvoudig zal zijn. Hierover heeft de burgemeester gezegd dat wel altijd alles in het werk wordt gesteld om te voorkomen dat personen zoals [appellante] op straat komen te staan, bijvoorbeeld door het inroepen van het expertiseteam dat dan kan meekijken naar een woonoplossing.
De burgemeester heeft echter niet duidelijk kunnen maken wat dit in deze concrete situatie voor [appellante] betekent. Een eventuele (tijdelijke) opvang die het expertiseteam voor haar zou kunnen regelen, is gezien de kwetsbare situatie van [appellante] te onzeker. De verwijzing van de burgemeester naar het Loket Housing via de Levantogroep is onvoldoende overtuigend omdat, zoals [appellante] heeft gesteld over de online voorwaarden van deze organisatie(s), dit voornamelijk gaat over personen met meervoudige problematiek die bij het wonen zelf extra begeleiding nodig hebben zoals dak- en thuislozen of personen met conflicten. Ook de burgemeester kon op de zitting niet met zekerheid stellen dat [appellante] daadwerkelijk in aanmerking zou komen hiervoor en of zij onder die doelgroep valt.
5.11. Gelet op al het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de nadelige gevolgen van het besluit van de burgemeester tot sluiting van de woning van [appellante] onevenredig is in verhouding tot het met het besluit te dienen doel.
5.12. Het betoog slaagt.
Leave a Reply