ABRvS 25 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3826 – Twee maanden wachten met bouwstop na ontdekken overtreding niet onredelijk lang. Appellant is gewezen op mogelijkheid ontheffing voor wind- en waterdicht maken bouwplaats maar niet gedaan. “[appellante] heeft dus geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om schade te voorkomen en dat kan het college niet worden aangerekend.”

Print deze pagina

Waren er bijzondere omstandigheden om van een bouwstop af te zien?

6.       [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat er bijzondere omstandigheden waren waardoor het college had moeten afzien van het opleggen van een bouwstop. Hierover voert [appellante] aan dat het college pas twee maanden na het constateren van een overtreding een bouwstop heeft opgelegd. Volgens [appellante] kan daarom geen sprake zijn geweest van spoed. Het college had er verder rekening mee kunnen houden dat concreet zicht op legalisatie tot de mogelijkheden behoorde en heeft dat ten onrechte niet onderzocht. Ook voert [appellante] aan dat het opleggen van een bouwstop in dit geval in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De bouwstop was immers niet geschikt om een legale situatie te bewerkstelligen. Bovendien leidde de bouwstop tot onevenredig nadelige gevolgen voor [appellante]. Door de bouwstop kon de buitengevel niet meer worden geplaatst en dat heeft geleid tot schade.

6.1.    Het college heeft op de zitting van de Afdeling nader toegelicht dat de bouwstop niet terstond is opgelegd omdat de benodigde personele capaciteit op dat moment ontbrak. Om die reden is de bouwstop pas na twee maanden opgelegd. Op dat moment waren de bouwwerkzaamheden nog niet afgerond. De rechtbank hoefde geen aanleiding te zien voor het oordeel dat deze periode onredelijk lang is en heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het college had behoren af te zien van het opleggen van een bouwstop.

6.2.    Het college heeft zich in het besluit op bezwaar op het standpunt gesteld dat bij de toepassing van een bouwstop gelet op de aard en het doel van die bevoegdheid, niet behoeft te worden onderzocht of het bouwwerk gelegaliseerd kan worden. Dat onderzoek is pas aan de orde wanneer het college een besluit neemt of en hoe er verder wordt gehandhaafd.

De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college geen legalisatieonderzoek had hoeven doen voor oplegging van de bouwstop. De Afdeling heeft in de uitspraak van 28 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY4375, onder 4.1, overwogen dat een bouwstop een ordemaatregel is, waarbij slechts een beperkte belangenafweging aan de orde is. Bij de toepassing van de in artikel 5.17 van de Wabo neergelegde bevoegdheid om bouwwerkzaamheden stil te leggen hoeft, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in bijvoorbeeld de uitspraak van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1732, onder 3, gelet op aard en doel van die bevoegdheid, dus niet te worden onderzocht of de bouw gelegaliseerd kan worden.

6.3.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht overwogen dat het opleggen van de bouwstop niet onevenredig was. Anders dan [appellante] betoogt, was de bouwstop een ordemaatregel en strekte de oplegging daarvan niet tot het bereiken van een legale situatie. De bouwstop was dan ook een geschikte maatregel om te voorkomen dat er in afwijking van de omgevingsvergunning verder werd gebouwd. Op de zitting heeft het college verder toegelicht dat [appellante] is gewezen op de mogelijkheid om het college te verzoeken de bouwstop tijdelijk op te heffen, zodat [appellante] het bouwwerk wind- en waterdicht zou kunnen maken ter voorkoming van schade. [appellante] heeft op de zitting aangegeven dat zij zo’n verzoek niet heeft gedaan. [appellante] heeft dus geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om schade te voorkomen en dat kan het college niet worden aangerekend. Er is niet gebleken van andere omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het opleggen van een bouwstop onevenredig was.

6.4.    Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de rechtbank terecht geen bijzondere omstandigheden aanwezig heeft geacht op grond waarvan het college had moeten afzien van het opleggen van de bouwstop.

Het betoog slaagt niet.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:3826

 

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *