ABRvS 25 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3831 – Beleid om standaard BG-termijn te verlengen hangende bezwaar, beroep en/of hoger beroep niet altijd aanvaardbaar. BO mocht tot en met beroep verlengen, maar in HB had het de belangen van de derde moeten meewegen.

Print deze pagina

Mocht het college de begunstigingstermijn hangende het bezwaar en beroep verlengen?

10.     [appellante sub 2] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college bij het besluit van 23 augustus 2021, gehandhaafd bij het besluit op bezwaar van 22 november 2021, en het besluit van 29 december 2021 ten onrechte de begunstigingstermijn heeft verlengd tot zes weken na het besluit op bezwaar en na de uitspraak op het beroep. Het college heeft hierbij haar belangen onvoldoende betrokken en zij acht de besluiten niet gemotiveerd. De verlengde termijn is volgens [appellante sub 2] ook te onbepaald. [appellante sub 2] wijst erop dat de handel in auto’s op het perceel een verkeersaantrekkende werking heeft wat het voor haar bedrijfsvoering lastig maakt om op het bedrijventerrein met vrachtwagens te manoeuvreren.

[appellante sub 2] voert verder aan dat het college ten onrechte het beleid voert om de begunstigingstermijn te verlengen om de uitkomst van een procedure af te wachten. De rechtbank is volgens haar ten onrechte niet op deze in beroep aangevoerde grond ingegaan. Zij wijst erop dat het college ook beleid voert dat de begunstigingstermijn ten hoogste één jaar mag zijn, wat zij tegenstrijdig acht. [appellante sub 2] wijst erop dat door steeds te besluiten tot verlenging van de begunstigingstermijn, deze een duur van enkele jaren kan hebben.

10.1.  De aan een last verbonden begunstigingstermijn strekt ertoe de overtreding op te heffen. Als uitgangspunt voor de lengte van de begunstigingstermijn geldt dat deze niet wezenlijk langer mag worden gesteld dan noodzakelijk is om de overtreding te kunnen opheffen. De Afdeling heeft aanvaard dat onder omstandigheden de begunstigingstermijn kan worden verlengd in afwachting van de uitkomst van een procedure. Of dat in een concreet geval mogelijk is, hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals onder andere de aard van de overtreding, de duur van de met regelgeving strijdige situatie, de vraag of een vergunning is aangevraagd voor de strijdige activiteiten, en wat de belangen van de overtreder en andere betrokken belangen zijn. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2231, onder 12.1, en van 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2323, onder 28.5.

10.2.  Het college heeft met de verlenging van de begunstigingstermijn bij de besluiten van 23 augustus 2021 en 29 december 2021 [appellant sub 1] de gelegenheid willen bieden om in afwachting van de uitkomst van de bezwaar- en beroepsprocedure nog geen uitvoering aan de last te hoeven geven. In het besluit van 23 augustus 2021 heeft het college verwezen naar de nota “Handhavingsplan Wabo+2021-2024”. Deze nota is vervangen door de op 13 juli 2021 vastgestelde nota “VTH-beleid 2021-2024”. Deze nota gold ten tijde van het besluit op bezwaar van 22 november 2021 en het besluit van 29 december 2021. In de nota “VTH-beleid 2021-2024” staat onder 6.5.1 dat als een bezwaar- of beroepsprocedure is gestart tegen een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom de begunstigingstermijn op aanvraag van de overtreder kan worden verlengd.

[appellante sub 2] heeft met juistheid betoogd dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op de door hem aangevoerde grond dat het door het college gehanteerde beleid tegenstrijdig is. Dit leidt echter niet tot het door hem beoogde doel. Geen aanleiding bestaat namelijk voor het oordeel dat beleid dat inhoudt dat de begunstigingstermijn op verzoek kán worden verlengd indien een procedure aanhangig is, als zodanig niet door het college mag worden gevoerd. Dit beleid houdt niet meer in dan dat het verlengen van de begunstigingstermijn als een procedure aanhangig is, volgens het college niet onmogelijk is. Of het college in een concrete situatie kan besluiten tot verlenging van de begunstigingstermijn, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daartoe dienen steeds de betrokken belangen te worden afgewogen. Wat betreft de door [appellante sub 2] gestelde tegenstrijdigheid met de op 19 mei 2015 door het college vastgestelde nota “Beleidsregels handhaving omgevingsrecht”, constateert de Afdeling dat artikel 9 regels bevat voor de duur van de begunstigingstermijn voor gevallen van overtreding van bouw- en gebruiksregels. In artikel 9, zesde lid, staat dat de begunstigingstermijn maximaal één jaar bedraagt. De Afdeling constateert dat artikel 9 ziet op een aan een besluit tot oplegging van een dwangsom te verbinden begunstigingstermijn en niet op de duur van een verlenging van de begunstigingstermijn gedurende een procedure.

Het betoog treft in zoverre geen doel.

10.3.  Met het besluit op bezwaar van 22 november 2021, waarvan het advies van de bezwaarschriftencommissie deel uitmaakt, heeft het college het besluit van 23 augustus 2021 in stand gelaten. Volgens het college is niet gebleken dat de aard van de overtreding zich verzet tegen verlenging van de begunstigingstermijn. In het besluit van 29 december 2021 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de verlenging van de termijn tot zes weken na de uitspraak van de rechtbank in overeenstemming is met zijn beleid. In het besluit worden de volgende belangen van [appellant sub 1] genoemd: het reeds jaren durende gebruik, de aard van de bedrijfsvoering van [appellant sub 1] en zijn gestelde afhankelijkheid daarvan. In het bij de rechtbank ingediende verweerschrift heeft het college dit nader toegelicht. Volgens het college is uit twee controles van de Omgevingsdienst IJmond op de locatie naar aanleiding van het handhavingsverzoek van [appellante sub 2] niet gebleken dat er sprake is van een gevaarlijke situatie of een situatie in strijd met milieuregelgeving op het perceel. Verder zou [appellant sub 1] al meer dan 13 jaren met deze activiteiten zijn gevestigd op de betreffende locatie. [appellante sub 2] heeft dit niet betwist. Daarnaast heeft het college in aanmerking genomen dat er nimmer klachten bij het college over zijn ingediend. Het college is niet gebleken van een zodanig zwaarwegend belang dat de uitkomst in bezwaar of beroep niet kan worden afgewacht.

[appellante sub 2] heeft te kennen gegeven dat zijn belang erin is gelegen dat zijn perceel ongehinderd door vrachtwagens kan worden bereikt en verlaten. De opgelegde last heeft echter uitsluitend betrekking op het staken van activiteiten op het perceel van [appellant sub 1] en niet van eventuele activiteiten op de openbare weg.

Gelet op wat hiervoor staat, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college, gelet op de betrokken belangen, de begunstigingstermijn hangende bezwaar en beroep heeft mogen verlengen. Anders dan [appellante sub 2], acht de Afdeling de verlengde termijn ook voldoende concreet.

Het betoog treft geen doel.

[…]

Mocht het college de begunstigingstermijn hangende het hoger beroep verlengen?

14.     [appellante sub 2] betoogt dat het college bij het besluit van 31 januari 2023 ten onrechte de aan de last verbonden begunstigingtermijn heeft verlengd tot zes weken na de uitspraak van de Afdeling. Hij wijst erop dat er weinig tijd is gemoeid met staken van het gebruik van het perceel voor de verkoop van auto’s.

14.1.  Het college heeft in het besluit van 31 januari 2023 onder verwijzing naar de nota “VHT-beleid 2021-2024” de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na de uitspraak op het hoger beroep. Het college heeft zich in het besluit op het standpunt gesteld dat als een bezwaar- of beroepsprocedure is gestart tegen een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom, het op aanvraag van de overtreder de begunstigingstermijn verlengt, indien de begunstigingstermijn verloopt voordat of kort nadat de bezwaar- of beroepsprocedure is beëindigd. Het college gaat er hiermee echter aan voorbij dat uit het in de nota neergelegde beleid, zoals onder 10.1 is overwogen, niet voortvloeit hoe de belangen in een concreet geval moeten worden afgewogen. Ter motivering van het besluit kon dan ook niet worden volstaan met verwijzing daarnaar. Dat het college eerder besluiten heeft genomen tot verlenging van de begunstigingstermijn doet hieraan niet af. Voor een concrete belangenafweging is des te meer aanleiding naarmate de begunstigingstermijn vaker wordt verlengd. Het college heeft in het besluit niet kenbaar de betrokken belangen afgewogen. Het besluit mist daarmee een deugdelijke motivering.

Het betoog slaagt.

 

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:3831

 

 

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *