ABRvS 26 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2605 – drugspand mocht gesloten worden “ondanks het feit dat [appellant] op een goede manier invulling heeft gegeven aan zijn zorgplicht als verhuurder en hem daarom geen verwijt kan worden gemaakt van de overtreding.”

Print deze pagina

De sluiting van het pand

6.2     Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de burgemeester zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de burgemeester in beginsel – behoudens de evenredigheidstoets – van zijn bevoegdheid tot het sluiten van het pand gebruik heeft mogen maken. Uit de politie-informatie die aan de burgemeester is verstrekt, kwam naar voren dat de politie een grote hoeveelheid cocaïne had onderschept die onderweg was naar het pand. Dat het pand de bestemming was van de drugs blijkt uit het bezorgadres van de pakketten volgens de gegevens van de bezorgdienst. Ook is bij de doorzoeking van het pand – en dus in het pand – een pakbon aangetroffen van deze bezorgdienst met daarop de gegevens van de levering. Hieruit mocht de burgemeester opmaken dat het pand een rol speelde in de keten van drugshandel. Dat de pakketten door de politie zijn bezorgd bij het pand in het kader van het strafrechtelijk onderzoek, doet er niet aan af dat deze pakketten vanuit het drugscircuit bestemd waren voor het pand. Dat de zending niet in het pand is geweest, maar buiten het pand is overgeladen, maakt dit niet anders. Niet voor niets wordt in artikel 13b van de Opiumwet mede gesproken over de aanwezigheid van drugs op een bij een woning of lokaal behorend erf. Bij het beoordelen van de ernst van het geval heeft de burgemeester verder terecht betrokken dat er volgens de politie sprake was van drugshandel in georganiseerd en uiterst professioneel verband. De Afdeling volgt de burgemeester in zijn redenering dat de bekendheid van het pand in het circuit van georganiseerde drugshandel, waarin grote hoeveelheden drugs worden verhandeld, een risico oplevert voor de omwonenden. Daar komt bij dat de burgemeester op de zitting bij de Afdeling een kaart heeft getoond waarop is aangegeven dat in de directe omgeving van het pand zes andere panden zijn gesloten wegens overtreding van de Opiumwet in de periode 2018-2020. Daarmee is nader onderbouwd dat het pand is gelegen in een wijk die kwetsbaar is voor drugscriminaliteit. De burgemeester mocht zich om deze redenen, in lijn met de beleidsregels, op het standpunt stellen dat het voor het herstel van de openbare orde nodig was het pand te sluiten.

6.3     De Afdeling is het verder met de rechtbank eens dat de sluiting van het pand voor zes maanden een evenwichtig besluit was, ondanks het feit dat [appellant] op een goede manier invulling heeft gegeven aan zijn zorgplicht als verhuurder en hem daarom geen verwijt kan worden gemaakt van de overtreding. Het gaat in deze zaak immers om een grote drugszending die aanzienlijke risico’s meebracht en waarbij het pand binnen het circuit van georganiseerde en professionele drugshandel een rol vervulde als bestemming waar de drugs werden overgeladen om verder te worden gedistribueerd. De burgemeester behoefde daarom niet af te zien van de sluiting. Ook is niet gebleken van andere omstandigheden die het besluit onevenwichtig maken.

6.4     Het betoog slaagt niet.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:2605

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *