ABRvS 26 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2614 – Anders dan Rb. vindt ABRvS handhaving hier niet in strjid met gelijkheidsbeginsel/motiveringsbeginsel: er zijn wel andere soortgelijke overtredingen in de buurt, maar die veroorzaken géén overlast.

Print deze pagina

7.       Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het besluit van 5 april 2022 onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd. Er is volgens het college geen sprake van willekeur of een schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat er geen sprake is van gelijke gevallen.

7.1.    In beroep betoogde Zandgigant dat sprake is van willekeur. In dat verband wees zij op een lijst met 25 percelen waarop volgens haar overtredingen plaatsvinden van gebruiksregels van het bestemmingsplan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het besluit van 5 april 2022 niet deugdelijk is onderbouwd en in zoverre onzorgvuldig is voorbereid. Volgens de rechtbank heeft het college ten onrechte niet zichtbaar een afweging gemaakt over de mogelijke overtredingen op de lijst in relatie tot haar handhavingsbeleid en de daarvan onderdeel uitmakende prioriteitstelling, waarbij de belangen van Zandgigant zijn betrokken.

7.2.    De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat prioriteitstelling is toegestaan om in het kader van doelmatige handhaving onderscheid te maken in de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de handhavingstaak. Het college heeft haar prioriteitstelling uitgewerkt in het “VTH-beleid 2021-2024 Vergunningen, toezicht en handhaving” (hierna: het Handhavingsplan) van juli 2021. Het gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan is aangemerkt als prioriteit midden. Overtredingen van de categorie midden worden opgepakt als daarvoor voldoende handhavingscapaciteit beschikbaar is. Bij een formeel handhavingsverzoek wordt, ongeacht de categorie, actie ondernomen. In het geval van Zandgigant heeft het college naar aanleiding van overlastmeldingen een controle uitgevoerd, waarna het tot het opleggen van een last onder dwangsom is overgegaan. Uit het Handhavingsplan volgt niet dat in een geval met de prioriteit midden alleen maar tot handhaving wordt overgegaan in geval van een verzoek daartoe. Ook een melding is niet vereist om tot handhaving over te kunnen gaan maar een melding van een omwonende kan daartoe wel aanleiding zijn, indien handhavingscapaciteit beschikbaar is. Op de zitting van de Afdeling heeft het college toegelicht dat dit het geval was.

7.3.    De door Zandgigant in bezwaar overgelegde lijst ziet op mogelijke overtredingen van het bestemmingsplan. Indien er sprake zou zijn van een overtreding, gaat het volgens het Handhavingsplan dus om de prioriteit midden. De lijst kan niet worden aangemerkt als een verzoek om handhaving. Het college heeft er terecht op gewezen dat onderzoek naar en eventueel optreden tegen de op de lijst genoemde gevallen volgens het Handhavingsplan daarom in beginsel plaatsvindt als daarvoor voldoende handhavingscapaciteit beschikbaar is. Het college heeft in het besluit op bezwaar gesteld dat het geen handhavingscapaciteit heeft om al die gevallen te onderzoeken en eventueel op te treden. Daarbij heeft het college terecht betrokken dat de lijst bestaat uit een ongespecificeerde opsomming van adressen. Er is ook niet gebleken dat – anders dan bij Zandgigant – sprake is van (overlast)meldingen over deze percelen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college onder deze omstandigheden niet in strijd gehandeld met het gelijkheidsbeginsel of het verbod van willekeur. Het traject jegens Zandgigant was al gestart toen zij de lijst indiende naar aanleiding van overlastmeldingen over Zandgigant en daarvoor was kennelijk capaciteit beschikbaar. Naar het oordeel van de Afdeling hoefde het college in de omstandigheid dat er mogelijk meer overtredingen in het buitengebied waren, geen aanleiding te zien om het handhavingstraject jegens Zandgigant te staken. Ook hoefde het college daarin geen aanleiding te zien om handhaving jegens Zandgigant uit te stellen totdat het onderzoek had gedaan naar de door Zandgigant genoemde percelen. Voor zover sprake zou zijn van andere overtredingen in het buitengebied, zoals door Zandgigant onder verwijzing naar de lijst is betoogd, heeft het college op de zitting van de Afdeling toegelicht dat het college voornemens is om overtredingen in het buitengebied projectmatig aan te pakken. Ook heeft het college op de zitting van de Afdeling gesteld dat er inmiddels budget beschikbaar is gesteld voor de uitvoering van dat project.

De conclusie is dat het college in het besluit van 5 april 2022 voldoende heeft gemotiveerd waarom het jegens Zandgigant handhavend optreedt. De rechtbank heeft dat niet onderkend.

Het betoog slaagt.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:2614

Print deze pagina

Leave a Reply

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *