4.3. Onder verwijzing naar de uitspraak van 17 april 2013 overweegt de Afdeling dat zij dient te beoordelen of gelet op het samenstel van omstandigheden de opgelegde boete, in het licht van de met de Wav beoogde doelstellingen, met de in artikel 5:46 van de Awb neergelegde eisen strookt en dus een evenredige sanctie vormt. Bij deze beoordeling is van belang dat uit de Beleidsregel 2020 volgt dat de in de bijlage weergegeven matigingsgronden in overeenstemming zijn gebracht met de uitgebreidere toegang tot de arbeidsmarkt voor studenten tot maximaal zestien uur per week (Stcr. 2020, 18106). Volgens Bijlage II bij de Beleidsregel 2020 matigt de minister de boete als de vreemdeling rechtmatig verblijf in Nederland had als student, er geen redenen zijn waarom geen tewerkstellingsvergunning zou worden afgegeven als deze was aangevraagd, de vreemdeling volgens de op zijn verblijfsdocument vermelde arbeidsmarktaantekening arbeid van bijkomende aard mocht verrichten en de vreemdeling maximaal zestien uur per week had gewerkt zonder tewerkstellingsvergunning. De minister heeft ter zitting bij de Afdeling bevestigd dat als [appellante] dezelfde overtreding op dat moment en onder dezelfde omstandigheden had gepleegd, dat zou hebben geleid tot een verdere matiging van de boete met 75% van het boetebedrag van € 8.000,00. Verder is van belang dat op grond van de toelichting bij de Beleidsregel 2020 (Stcr. 2020, nr. 18106) in het algemeen geldt dat op een voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze beleidsregel begane overtreding, waarvoor een nog niet in rechte vaststaande boete is opgelegd, de voor de overtreder meest gunstige bepaling wordt toegepast. Hieruit volgt dat de minister het niet redelijk acht om in zo een situatie het oude minder gunstige boetebeleid toe te passen.
4.4. Tegen deze achtergrond en in aanmerking genomen de in 2 en 3 weergegeven omstandigheden, strookt de opgelegde boete, ook na matiging door de minister met 50%, niet met de in artikel 5:46 van de Awb neergelegde eisen en vormt dus geen evenredige sanctie. Alleen al hierom ziet de Afdeling aanleiding voor een verdergaande matiging. Gegeven de ernst van de overtreding acht de Afdeling een matiging van de boete met 75% passend en geboden. Anders dan [appellante] heeft betoogd, ziet de Afdeling geen aanleiding om af te zien van boeteoplegging. Van een situatie waarin de verwijtbaarheid volledig ontbreekt, is namelijk geen sprake. Aan [appellante] was op haar verzoek ten behoeve van de vreemdeling een tewerkstellingsvergunning verleend voor maximaal acht uur per week. [appellante] heeft de vreemdeling meer uren laten werken dan het aantal vergunde uren. Gelet op de op haar rustende verantwoordelijkheid als werkgever, heeft [appellante] niet de van haar te vergen maximale zorg betracht om overtreding van de Wav te voorkomen. Het lag op de weg van [appellante] om de vreemdeling geen arbeid te laten verrichten gedurende de uren dat geen tewerkstellingsvergunning was verleend.
Het betoog slaagt.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@125457/201906582-1-v6
Leave a Reply