3.1. Het college heeft spoedeisende bestuursdwang zoals bedoeld in artikel 5:31, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht toegepast, omdat door een brand op het perceel van [appellant] asbest is vrijgekomen dat zich in de omgeving van het perceel heeft verspreid. Het college stelt dat de omvang van de brand en de aanwezigheid en verspreiding van asbest het nodig maakten meteen tot inventarisatie en asbestverwijdering over te gaan. [appellant] heeft in de middag van 2 mei 2018 bij één van de toezichthouders aangegeven niet in staat te zijn om op korte termijn de noodzakelijke maatregelen te nemen. In zoverre was het college bevoegd om spoedeisende bestuursdwang toe te passen en heeft het [appellant] terecht als overtreder van artikel 17.1 van de Wet milieubeheer aangemerkt. Dit wordt door [appellant] niet bestreden. Aan de orde is de vraag of het college [appellant] een begunstigingstermijn had moeten geven voor de saneringswerkzaamheden vanaf 8 mei 2018. Op die datum heeft [appellant] het college laten weten de saneringswerkzaamheden over te kunnen nemen. [appellant] stelt dat de werkzaamheden vanaf die datum minder urgent waren.
3.2. Voor het standpunt dat de saneringswerkzaamheden vanaf 8 mei 2018 minder urgent waren, ziet [appellant] een aanknopingspunt in het rapport asbestinventarisatie. In dit rapport staat dat wordt gestart met de sanering van het openbare gebied en dat tegelijkertijd tuinen, daken en moeilijk bereikbare delen van de openbare ruimtes aanvullend worden onderzocht, zodat de saneringswerkzaamheden geen vertraging oplopen. Hiermee wordt een plan van aanpak van de sanering weergegeven, maar anders dan [appellant] veronderstelt, betekent dit niet dat de sanering is verdeeld in twee fasen. Ook op een andere manier is niet gebleken dat sprake was van verschillende fasen. Aangevangen is met de sanering van de openbare weg en de paden van en naar woningen. Daarna is de speeltuin gesaneerd en zijn de daken van de woningen en de bij die woningen behorende erven en tuinen, inclusief beplanting en bouwwerken, gesaneerd. Het feit dat de openbare weg en de paden van en naar woningen na de sanering daarvan zijn vrijgegeven, betekent niet dat de werkzaamheden van na die datum niet als uitvoering van de spoedeisende bestuursdwang moeten worden beschouwd. Het college stelt in het verweerschrift terecht dat voorkomen moest worden dat asbesthoudende deeltjes vanaf de daken of vanuit de tuinen alsnog door omstandigheden verspreid zouden worden. Er was dan ook sprake van een voortdurende spoedeisendheid.
Het betoog slaagt niet
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@125159/202000743-1-r4/
Leave a Reply