ABRvS 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1388 – Last strekt niet te ver. Het is niet aan verzoeker om handhaving om de overtreding te bewijzen: dat is de taak van het BO.

Print deze pagina

8.       [appellant sub 1] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zijn vrees dat de last ook betrekking heeft op toekomstige kortdurende plaatsing van de caravan op het perceel ongegrond is, omdat het college heeft toegezegd niet te zullen handhaven als de caravan gedurende maximaal drie dagen achtereen op het perceel wordt gestald. De last ziet op het verwijderen en verwijderd houden van de caravan, zodat ook tegen kortdurende plaatsing handhavend kan worden opgetreden, aldus [appellant sub 1]. De last is daarom te verstrekkend.

8.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen is een last die ziet op het beëindigen van de overtreding in beginsel niet te verstrekkend. De Afdeling verwijst bij wijze van voorbeeld naar haar uitspraak van 7 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3620, onder 6.2. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de last zoals opgenomen in het besluit van 24 april 2019 te verstrekkend is. Aan de last ligt ten grondslag dat de caravan in strijd met artikel 3.5.1, onder g, van de planregels op het perceel is opgeslagen. Die overtreding kan worden beëindigd door het verwijderen en het verwijderd houden van de caravan. De omstandigheid dat het volgens het college wel is toegestaan om de caravan gedurende maximaal drie dagen op het perceel te parkeren laat dit oordeel onverlet. De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen.

Het betoog slaagt niet.

Aangeboden gerechten

9.       [appellant sub 1] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar hetgeen in de horecagelegenheid wordt aangeboden. Volgens [appellant sub 1] moet degene die om handhaving verzoekt aantonen dat sprake is van een overtreding en dat is door [appellant sub 3] en [appellant sub 2] onvoldoende gedaan. Volgens [appellant sub 1] had het college het verzoek op dit punt dan ook moeten afwijzen omdat het onvoldoende concreet is.

9.1.    [appellant sub 3] en [appellant sub 2] hebben in hun verzoek om handhaving van 1 mei 2018 gewezen op de high tea’s, high wines en buffetten die volgens hen in strijd met het bestemmingsplan door de ijsboerderij worden aangeboden. Naar het oordeel van de Afdeling is dit verzoek voldoende concreet geformuleerd. Het is niet aan degene die om handhaving verzoekt om aan te tonen dat sprake is van een overtreding. Dat is de taak van het bestuursorgaan. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college het handhavingsverzoek op dit punt had moeten afwijzen om de enkele reden dat het verzoek niet concreet genoeg is.

Het betoog slaagt niet.

https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@125904/201905969-1-r3/
Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *