Beoordeling Afdeling
6. Centraal in deze zaak staat de vraag of de minister de bedrijfsnaam van de Babbel in informatie over toezicht en inspecties bij De Babbel, zoals neergelegd in een drietal rapporten van bevindingen, openbaar mocht maken.
De Afdeling stelt voorop dat uitgangspunt van de Wob is dat bij de overheid berustende informatie in beginsel openbaar is, tenzij zwaarwichtige belangen als bedoeld in artikelen 10 en 11 van de Wob zich daartegen verzetten. Dat geldt ook als een Wob-verzoek, zoals in dit geval, betrekking heeft op informatie over door een bestuursorgaan uitgevoerd toezicht, waaronder informatie over onder toezicht staande ondernemingen. Indien er een belangenafweging dient te worden gemaakt, weegt het uitgangspunt van de Wob – openbaarheid is regel – zwaar (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 15 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2263). De op 1 mei 2022 in werking getreden Wet open overheid gaat daar ook van uit.
De informatie waarom is verzocht heeft betrekking op de inspectie- en toezichthoudende taak van de NVWA ten aanzien van bedrijven die onder de domeinen Horeca, Retail en Ambacht vallen. Het openbaar maken van informatie over de wijze waarop een toezichthouder toezicht houdt op bedrijven dient het publieke belang van een goede en democratische bestuursvoering. Openbaarmaking van deze informatie draagt bij aan het maatschappelijk debat en vergroot de transparantie van het toezicht door de NVWA. Dit sluit aan bij een ontwikkeling in wet- en regelgeving en in de bestuurspraktijk van toezichthouders om in toenemende mate actief toezichtinformatie over ondernemingen openbaar te maken. Vergelijk artikel 44 van de Gezondheidswet en de uitspraak van 10 november 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO3468.
7. In dit geval heeft de minister zich bij de besluitvorming terecht op het standpunt gesteld dat het publieke belang van openbaarmaking van overheidsinformatie waaruit blijkt voor welke bedrijven een verscherpt toezicht-traject wordt gevolgd een zwaarwegend belang is, omdat deze informatie inzicht geeft hoe in een bepaald bedrijf wordt omgegaan met de regelgeving op het gebied van voedselveiligheid. Voor de minister is het publieke belang van openbaarheid van deze informatie doorslaggevend geweest om zo het publiek in het kader van voedselveiligheid een handelingsperspectief te bieden. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de minister zich daarbij terecht op het standpunt gesteld dat dit publieke belang van openbaarmaking niet in voldoende mate kan worden gediend door een geanonimiseerde openbaarmaking van de inspectierapporten, zoals De Babbel bepleit. Dit is slechts anders indien openbaarmaking leidt tot onevenredig nadeel van het betrokken bedrijf en het belang van het voorkomen van onevenredig nadeel zwaarder weegt dan het publieke belang van openbaarmaking. Daarvan is slechts sprake als zich bijzondere omstandigheden voordoen. Zo kan de aard van de verzochte informatie meebrengen dat openbaarmaking niet, of niet zonder context, mag plaatsvinden. Zo gaat het bij informatie over toezicht en controles regelmatig om informatie die zich in de fase voorafgaand aan een handhavingstraject bevindt en kan er in het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling aanleiding bestaan om de verzochte informatie te voorzien van context-informatie, bijvoorbeeld in de vorm van een disclaimer of het verstrekken daarbij van een update met een weergave van de huidige stand van zaken, waardoor onevenredige gevolgen worden weggenomen.
8. In deze zaak heeft de minister bij de afweging van de belangen onder ogen gezien dat de inspectierapporten een beeld schetsen van de situatie zoals die bij het betrokken bedrijf was aangetroffen ten tijde van het constateren van de overtredingen en dat de situatie in een latere periode kan zijn verbeterd of op orde kan zijn. In het geval van De Babbel is onbestreden dat bij de eerste hercontrole door de NVWA op 17 juli 2018 in het kader van het verscherpt toezicht geen overtredingen meer zijn geconstateerd en dat het bedrijf vanaf 28 maart 2019 niet langer onder verscherpt toezicht stond. Daarom heeft de minister bij zijn besluit tot openbaarmaking ook een Excel-overzicht verstrekt. Uit het overzicht blijkt dat De Babbel op 30 september 2020 niet langer onder verscherpt toezicht stond. De Afdeling is van oordeel dat de minister met deze wijze van openbaarmaking het publieke belang van openbaarmaking van de bedrijfsnaam en informatie over toezicht en inspecties bij De Babbel zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van De Babbel bij het voorkomen van onevenredige benadeling van haar bedrijf. De minister was in dit geval niet gehouden om nog meer context-informatie te geven bij zijn besluit tot openbaarmaking. De minister heeft verder op goede gronden overwogen dat de omstandigheid dat het openbaren van de naam van de Babbel te herleiden is tot de naam van Talen, die ten tijde van de betreffende inspecties de exploitant van De Babbel was, de belangenafweging in dit geval niet anders maakt. Ook heeft de minister terecht gesteld dat de foutieve weergave in het besluit op bezwaar van wat er feitelijk in het 3e proces-verbaal van bevindingen staat niet tot vernietiging van dit besluit behoeft te leiden, nu de minister deze fout in dit besluit heeft erkend en dit besluit niet openbaar wordt gemaakt. Dat betekent dat de Afdeling het oordeel van de rechtbank niet deelt.
Het betoog van de minister slaagt.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2023:488
Leave a Reply