ABRvS 8 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:489 – openbaarmaking inspectieinformatie slachthuizen. Weigering om dat te doen onvoldoende gemotiveerd. Vrees voor dierenactivisten niet voldoende zonder NCTB/AIVD informatie.

Print deze pagina

10.     De Afdeling is van oordeel dat de minister en de slachthuizen niet aannemelijk hebben gemaakt dat zich in deze zaak bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering rechtvaardigen op het uitgangspunt dat openbaarheid de regel is.

Dat openbaarmaking van tot de bedrijven herleidbare informatie tot reputatieschade, stigmatisering van betrokken ondernemers en financiële schade kan leiden, is daartoe onvoldoende. De rechtbank heeft terecht overwogen dat dergelijke gevolgen geen reden zijn waarom tekortkomingen in de bedrijfsvoering geheim zouden moeten kunnen blijven. De stelling van de minister dat de openbaarmaking van de bedrijfsnamen kan leiden tot een benadeling voor de onderneming die onevenredig kan zijn, omdat onvoldoende context-informatie kan worden geleverd, slaagt niet. Niet valt in te zien dat de minister niet in staat is om bij zijn besluit tot openbaarmaking context-informatie te verstrekken. Zoals hiervoor in rechtsoverweging 9 is overwogen, kan de minister bij de openbaarmaking een disclaimer opnemen of een weergave van de huidige stand van zaken bij de onderzochte slachthuizen. Op deze wijze kan de minister aan het publiek laten zien dat de inspectierapporten een beeld schetsen van de situatie zoals die bij het betrokken bedrijf was aangetroffen ten tijde van de inspectie en dat de situatie in een latere periode kan zijn verbeterd of op orde kan zijn.

11.     Wat betreft de stelling van de minister en de slachthuizen dat openbaarmaking van de bedrijfsnamen tot buitensporige acties van dierenrechtenactivisten tegen een individuele onderneming kan leiden, overweegt de Afdeling als volgt. De Afdeling acht het op zich begrijpelijk dat de slachthuizen vrezen om in de belangstelling te komen staan van dierenrechtenactivisten, gelet ook op de in de media verschenen berichten over een aantal incidenten bij andere slachterijen in het verleden. Naar is gebleken, hebben de bedrijven in verband met deze vrees ook de nodige maatregelen ter beveiliging van hun bedrijf getroffen. Hoewel, zoals de minister terecht aanvoert, dat niet noodzakelijk is dat aannemelijk wordt gemaakt dat een concreet bedrijf onevenredige gevolgen van de openbaarmaking zal ondervinden, is die enkele vrees niet voldoende voor de conclusie dat openbaarmaking van de bedrijfsnamen daadwerkelijke schade zal toebrengen aan de met de geheimhouding van de bedrijfsnamen gediende belangen. Daartoe had de minister aan de hand van nadere concrete gegevens, bijvoorbeeld van de NCTB en/of de AIVD, aannemelijk moeten maken dat in Nederland (nog altijd) sprake is van een actuele dreiging van extremistische acties vanuit dierenrechtenactivisme in de richting van slachthuizen (vergelijk de uitspraak van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:153). Een nadere motivering op dit punt ontbreekt in het bij de rechtbank bestreden besluit in het geheel en is in de stukken en ook niet op de zitting gegeven. De verwijzing naar berichten in de media over incidenten bij slachterijen in het verleden leveren mede daarom geen concrete, actuele aanknopingspunten voor een dergelijke aanname op. Hierbij betrekt de Afdeling dat de minister via de website van de NVWA al een aantal jaren periodiek gegevens openbaar maakt van het aantal controles en het aantal schriftelijke waarschuwingen en boeterapporten die het resultaat zijn van overtredingen van de geldende wettelijke regelgeving door de individuele slachthuizen die onder permanent toezicht staan. Bij deze openbaarmaking worden de namen en adresgegevens van de slachthuizen voluit vermeld. Niet gebleken is dat die openbaarmaking heeft geleid tot regelmatige acties van dierenrechtenactivisten bij die slachthuizen, zodat de minister niet aannemelijk heeft gemaakt dat openbaarmaking van tot de individuele bedrijven herleidbare inspectierapporten wel tot dergelijke acties zal leiden.

Het betoog van de minister en de slachthuizen slaagt niet.

https://uitspraken.rechtspraak.nl/#!/details?id=ECLI:NL:RVS:2023:489

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *