2.2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Handhavend optreden kan onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien.
2.3. Het college heeft afgezien van handhavend optreden omdat dit volgens hem onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. In het besluit van 14 september 2020 heeft het college toegelicht dat het gaat om ramen met een beperkte omvang, zodat het een overtreding van beperkte afmetingen betreft. De overtreding maakt geen inbreuk op het eigendomsrecht van [appellant] of een derde. Vanuit de dichtgezette of met matglas uitgevoerde ramen bestaat geen zicht op het perceel van [appellant], zodat zijn privacy niet wordt aangetast. Verder is geen sprake van een situatie waarin de overtreding ertoe leidt dat [appellant] geen vergunning voor een dakterras op zijn perceel zal kunnen krijgen, aldus het college. In beroep heeft het college hieraan toegevoegd dat het in stand laten van de huidige situatie ook vanuit een oogpunt van bescherming van de monumentale waarden van het pand de voorkeur heeft.
2.4. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich op het standpunt mogen stellen dat het hier ook uit een oogpunt van algemeen belang een geringe en niet ernstige overtreding betreft. Voor zover [appellant] in dit verband heeft aangevoerd dat het college het standpunt omtrent de monumentale waarden niet heeft onderbouwd met een advies van de monumentencommissie, overweegt de Afdeling dat aannemelijk is dat een wijziging van het pand door het dichtmetselen van de oorspronkelijke openingen in de gevels uit een oogpunt van bescherming van monumentale waarden van het pand niet de voorkeur verdient boven het in stand laten van de oorspronkelijke situatie.
2.5. Voor zover [appellant] zich heeft beroepen op zijn persoonlijke belangen, overweegt de Afdeling het volgende.
De Afdeling stelt voorop dat de gestelde erfdienstbaarheid privaatrechtelijk van aard is, en daarom voor het college op zichzelf geen aanleiding hoeft te geven om handhavend op te treden.
Wat betreft de gestelde aantasting van privacy, heeft [appellant] op de zitting desgevraagd erkend dat er in de huidige situatie geen sprake is van een inbreuk op zijn privacy. Verder heeft de VvE op de zitting aangegeven dat er geen concrete plannen bestaan om de maatregelen die het zicht vanuit de ramen op het perceel van [appellant] belemmeren, ongedaan te maken. De Afdeling ziet geen reden om daar aan te twijfelen. Voor zover [appellant] aanvoert dat de huidige toestand van de ramen een belemmering vormt voor zijn plannen om een dakterras en een uitbouw te realiseren, overweegt de Afdeling dat de rechtbank ook hierin terecht geen belang van [appellant] heeft gevonden op grond waarvan het college handhavend moest optreden. [appellant] heeft geen aanvraag ingediend en heeft ook geen concreet uitgewerkt plan aan het college of een medewerker van de gemeente voorgelegd. Uit de correspondentie met medewerkers van de gemeente die [appellant] heeft overgelegd, kan niet worden afgeleid dat het college voornemens is om een eventuele aanvraag om omgevingsvergunning voor het realiseren van een dakterras of een uitbouw niet in behandeling te nemen, dan wel te weigeren vanwege privaatrechtelijke aspecten in verband met de ramen. In het e-mailbericht van 19 maart 2018 waarop [appellant] zich beroept – waarin ook staat dat er nog geen uitgewerkt bouwplan is ontvangen – is slechts in algemene zin aangegeven dat er een privaatrechtelijke belemmering speelt als wordt gebouwd binnen 2 m van de erfgrens, in het bijzonder als daar ramen zijn. In het e-mailbericht van 10 mei 2021 waarop [appellant] zich beroept, staat dat als er voor het dichtmetselen van een raam een vergunning is afgegeven, het raam op die vergunde wijze moet worden dichtgemaakt. Hierin wordt geen verband gelegd met een beslissing op een eventuele aanvraag van [appellant] om een omgevingsvergunning voor het realiseren van een dakterras of een uitbouw. Het louter informatieve karakter van deze mededelingen blijkt ook uit de omstandigheid dat beide berichten afkomstig zijn van de gemeentelijke adviseurs over erfgoed, die zich bezig houden met monumentale waarden. De betekenis van de privaatrechtelijke kwestie voor een eventuele aanvraag om een omgevingsvergunning van [appellant], staat daar los van.
Gelet hierop is de rechtbank op juiste gronden tot de conclusie gekomen dat het college deugdelijk heeft gemotiveerd dat handhavend optreden tegen de nog aanwezige ramen, onevenredig is.
Het betoog slaagt niet.
https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:RVS:2024:4057
Leave a Reply