Artikel 5:29 Awb

Print deze pagina

Laatst geupdate 28-11-2021

Artikel 5:29 [Meevoeren en opslaan van zaken]

1

Voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vergt, kan het bestuursorgaan zaken meevoeren en opslaan.

2

Het bestuursorgaan doet van het meevoeren en opslaan proces-verbaal opmaken. Een afschrift van het proces-verbaal wordt verstrekt aan degene die de zaken onder zijn beheer had.

3

Het bestuursorgaan draagt zorg voor de bewaring van de opgeslagen zaken en geeft deze zaken terug aan de rechthebbende.

4

Het bestuursorgaan kan de teruggave opschorten totdat de ingevolge artikel 5:25 verschuldigde kosten zijn voldaan.

5

Indien de rechthebbende niet tevens de overtreder is, kan het bestuursorgaan de teruggave opschorten totdat de kosten van bewaring zijn voldaan.

Commentaar op Artikel 5:29 Awb

mr. dr. T.N. Sanders

1 Samenvatting

mr. dr. T.N. Sanders

Een bestuursorgaan kan zaken meevoeren en opslaan voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vergt. Daarvan moet het bestuursorgaan een proces-verbaal laten opmaken dat moet worden verstrekt aan degene die de zaken onder zijn beheer had. Dit hoeft niet de rechthebbende te zijn. Voor zover niet uit andere regelgeving volgt dat teruggave niet mogelijk is, worden de zaken teruggegeven aan de rechthebbende. Het bestuursorgaan heeft hierbij een retentierecht zolang de kosten van bestuursdwang niet zijn betaald. Dit geldt voor de rechthebbende die tevens overtreder is. De rechthebbende dient de kosten van bewaring te voldoen aan het bestuursorgaan, ook wanneer hij niet de overtreder is. Het bestuursorgaan draagt de zorg voor de bewaring waaronder volgens de wetgever behoort te verstaan de ‘verplichting redelijke maatregelen te nemen voor de instandhouding van de opgeslagen zaken alsmede het verzorgen van meegevoerde levende have’.[1]

2 Commentaar

mr. dr. T.N. Sanders

2.1 Inleiding

mr. dr. T.N. Sanders

Artikel 5:29 van de Awb schept voor bestuursorganen de mogelijkheid tot het (laten) meevoeren en opslaan van zaken voor zover de toepassing van bestuursdwang dat vergt. Te denken valt aan het meevoeren en opslaan van verkeerd gestalde fietsen, motorvoertuigen, of caravans, het meevoeren en elders opslaan van inboedels of gevaarlijk bewaarde stoffen.

2.2 Inhoud

mr. dr. T.N. Sanders

2.2.1. Meevoeren en opslaan (artikel 5:29 Awb)

In artikel 5:29, lid 1, Awb is de bevoegdheid geregeld om bij de toepassing van bestuursdwang zaken mee te voeren en op te slaan, “voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vergt”. Het meevoeren en opslaan mag dus alleen als dat noodzakelijk is gelet op de omstandigheden van het geval. Op grond van lid 2 is vereist dat er een proces-verbaal wordt opgemaakt en dat dit proces-verbaal wordt verstrekt aan degene die de zaken onder zijn beheer had.

Dat zaken zullen worden verwijderd en opgeslagen staat vaak in de bestuursdwangbeschikking. Dat is al helemaal het geval bij spoedeisende bestuursdwang, omdat daar in feite een feitelijke verslaglegging wordt gegeven van de reeds uitgevoerde feitelijke handelingen. In dat geval is deze handeling toetsbaar door de bestuursrechter. Het betreft veelal een terughoudende toets, waarbij het erom gaat of het bestuursorgaan “in redelijkheid” mocht kiezen voor het meevoeren en opslaan. Zo overweegt het CBb:

“7.5.2. Het College is van oordeel dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid om terstond bestuursdwang toe te passen door het meevoeren en opslaan van 65 vogels van appellant. Gezien de slechte huisvestingsomstandigheden in de woning van appellant en het grote aantal daarin gehouden vogels, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat appellant niet in staat kon worden geacht op korte termijn de noodzakelijke verbeteringen aan te brengen in de huisvesting en verzorging van deze 65 vogels.”[2]

Andersom geldt, zo blijkt uit de rechtspraak van het CBb, dat indien het wel mogelijk is om op korte termijn de huisvesting van dieren te verbeteren, het onredelijk is om te kiezen voor het meevoeren en opslaan.[3]

Het meevoeren en opslaan (ook wel soms ‘in beslagneming’ genoemd) strekt niet tot ontneming van de zaak. Het meevoeren en opslaan heeft dus altijd een tijdelijk karakter, behoudens de mogelijkheden in artikel 5:30 Awb om de zaak te verkopen en vernietigen.[4]

Dat meevoeren en opslaan een kostbare aangelegenheid kan zijn, is een aspect die het bestuursorgaan moet betrekken bij de vraag of het moet kiezen voor deze wijze van toepassing van bestuursdwang. Soms valt er echter weinig te kiezen – ondanks dat meevoeren en opslaan kostbaar is. In een geval waarbij het meevoeren en opslaan de enige oplossing was, achtte het CBb het reeds daarom aanvaardbaar om voor die oplossing te kiezen – ondanks de te verwachten hoge kosten.[5] Soms is het meevoeren en opslaan de meest praktische manier om de bestuursdwang uit te voeren. Dat is voor het CBb voldoende reden om te kiezen voor het meevoeren en opslaan.[6]

Het proces-verbaal dient duidelijk te vermelden wat er precies is meegenomen.[7] Een proces-verbaal kan ook bestaan uit het verslag van derde, zoals een taxateur: “[d]at het proces-verbaal dient te worden opgemaakt door een gemeenteambtenaar, volgt [immers] niet dwingend uit [de Awb]” aldus de Afdeling.[8] Bij betwisting van de juistheid van de inhoud van het proces-verbaal is het aan de rechthebbende om aan te tonen dat de inhoud van het proces-verbaal onjuist is.[9] Fouten in het proces-verbaal, waarbij bijvoorbeeld niet alle objecten zijn genoemd, kunnen worden hersteld in de latere besluitvorming.[10] Fouten die niet zijn hersteld, kunnen gevolgen hebben voor de rechtmatigheid van het kostenverhaal.[11] Het ontbreken van objecten die wel zijn meegevoerd kan ertoe leiden dat (bijvoorbeeld) de waarde van die objecten in mindering moet worden gebracht op het kostenverhaal.

De rechthebbende kan afgifte van de zaak vorderen. Hij zal dan uiteraard wel aannemelijk moeten maken dat hij de rechthebbende is. Het kan zijn dat andere voorschriften (zoals strafvorderlijk beslag) aan teruggave aan de weg staan. Als de rechthebbende niet tevens de overtreder is, dan hoeft hij niet de kosten van bestuursdwang te voldoen om zijn zaak terug te krijgen. Hij moet dan wel de kosten voor het opslaan van de zaak vergoeden.[12] In hoeverre de rechthebbende in dat geval regres kan halen op de overtreder voor de kosten die hij heeft moeten betalen is een zaak van burgerlijk recht, aldus de Minister.[13]

2.2.2. Kosten van het meevoeren en opslaan

Artikel 5:25, lid 3, Awb bepaalt dat het bestuursorgaan zorg draagt voor de bewaring van de opgeslagen zaken en deze teruggeeft aan de rechthebbende. In lid 4 is opgenomen dat het bestuursorgaan een retentierecht heeft. Dit betekent dat het bestuursorgaan mag weigeren om de zaken terug te geven totdat de kosten voor de bestuursdwang zijn voldaan. Als de zaken toebehoren aan iemand die niet de overtreder is, dan geldt het retentierecht alleen voor wat betreft “de kosten van bewaring”, aldus lid 6.

Als het nog onduidelijk is wat de hoogte van de kosten van de bestuursdwang precies zullen zijn, is het aanvaardbaar dat voor de toepassing van het retentierecht een schatting van de kosten voor de bestuursdwang worden gemaakt, aldus de voorzieningenrechter van het CBb.[14] Het vragen van een bankgarantie voor de kosten van de bestuursdwang, is een redelijke wijze van invulling van het retentierecht, aldus de Afdeling.[15]

In het kader van de toetsing van de redelijkheid van het kostenverhaal kunnen ook de hoogte van de kosten voor het meevoeren en opslaan ter discussie worden gesteld. De opslag mag niet “onredelijk lang voortduren” aldus het CBb.[16] Is dat wel het geval, dan moeten de ten onrechte opgelopen kosten worden afgetrokken van het kostenverhaal. Zo overweegt het CBb:

“4.4.4. Uit het voorgaande volgt dat verweerder bij de feitelijke uitvoering van de last keuzen heeft gemaakt waardoor de bewaring van de dieren aanmerkelijk langer heeft doorgelopen dan het geval zou zijn geweest bij grotere duidelijkheid van de kant van verweerder over de voorwaarden van teruggave van de dieren. […]. Naar het oordeel van het College mogen onder deze omstandigheden de kosten van bewaring van de dieren dan ook niet geheel ten laste van appellant worden gebracht.”[17]

Of dat het geval is zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld. In ieder geval is het bij dieren zo dat het feit dat de overtreder afstand daarvan doet, niet met zich meebrengt dat de kosten van opslag daarna niet meer voor zijn rekening komen. De dieren moeten immers verzorgd worden totdat zij verkocht kunnen worden (of verkoop klaar worden gemaakt) en die kosten zijn gewoon voor rekening van de appellant.[18]

Het verzorgen van dieren, waaronder ook eventuele medische verzorging of testen (zoals een gedragstest voor een hond) kunnen tot de kosten voor de opslag worden gerekend aldus de Afdeling,[19] en het CBb.[20] Dit geldt ook voor de kosten “met het oog op de genezing en de verkoop van […] dieren gemaakte kosten (taxatie-, laboratorium- en dierenartskosten)”.[21]Het spreekt voor zich dat de gemaakte transportkosten ook tot de kosten van meevoeren kunnen worden gerekend.[22]

De redelijkheid van de gemaakte kosten kan aan de orde worden gesteld in het kader van het bezwaar- en beroep tegen de kostenverhaalsbeschikking. Het is mogelijk dat terecht gemaakte kosten toch niet verhaald kunnen worden op de overtreder.

2.3 Context

mr. dr. T.N. Sanders

3 Jurisprudentie

mr. dr. T.N. Sanders

ABRvS 21 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1618.

ABRvS 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1389

ABRvS 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:514, AB 2020/203 m.nt. C.M.M. van Mil.

ABRvS 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:824.

ABRvS 2 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2380, AB 2015/205, m.nt. L.J.A. Damen.

ABRvS 12 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:395, JM 2014/76 m.nt. T.N. Sanders

CBb 28 mei 2019, ECLI:NL:CBB:2019:222, AB 2020/47 m.nt. C.M.M. van Mil

CBb 18 september 2018, ECLI:NL:CBB:2018:498, AB 2019/81 m.nt. C.M.M. van Mil

CBb 15 februari 2018, ECLI:NL:CBB:2018:25.

CBb 31 januari 2018, ECLI:NL:CBB:2018:63.

CBb 23 juli 2017, ECLI:NL:CBB:2019:296, AB 2019/474 m.nt. C.M.M. van Mil.

CBb 26 januari 2017, ECLI:NL:CBB:2017:27, AB 2017/169 m.nt. C.M.M. van Mil.

Vzr. CBb 27 oktober 2015, ECLI:NL:CBB:2015:372.

CBb 30 december 2014, ECLI:NL:CBB:2014:491.

CBb 30 oktober 2014, ECLI:NL:CBB:2014:413.

CBb 30 december 2013, ECLI:NL:CBB:2013:315.

CBb 27 november 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BY998

CBb 25 september 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BY3989.

CBb 26 april 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BW6727.


[1] Kamerstukken II 1994/95, 23 700, nr. 5, p. 102.

[2] CBb 18 september 2018, ECLI:NL:CBB:2018:498, AB 2019/81 m.nt. C.M.M. van Mil Zie ook: CBb 28 mei 2019, ECLI:NL:CBB:2019:222, AB 2020/47 m.nt. C.M.M. van Mil

[3] CBb 15 februari 2018, ECLI:NL:CBB:2018:25. Zie ook: CBb 31 januari 2018, ECLI:NL:CBB:2018:63.

[4] ABRvS 30 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1389, zie ook: ABRvS 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:514, AB 2020/203 m.nt. C.M.M. van Mil.

[5] CBb 23 juli 2017, ECLI:NL:CBB:2019:296, AB 2019/474 m.nt. C.M.M. van Mil.

[6] CBb 25 september 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BY3989.

[7] ABRvS 12 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:395, JM 2014/76 m.nt. T.N. Sanders

[8] ABRvS 12 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:395, JM 2014/76 m.nt. T.N. Sanders

[9] ABRvS 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:824.

[10] CBb 26 januari 2017, ECLI:NL:CBB:2017:27, AB 2017/169 m.nt. C.M.M. van Mil.

[11] ABRvS 12 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:395, JM 2014/76 m.nt. T.N. Sanders.

[12] Kamerstukken II, 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 159. Zij erop gewezen dat artikel 5:30, lid 5, Awb slechts ziet op de kosten van “bewaring” (lees: het opslaan). De kosten van het meevoeren kunnen kennelijk niet aan de rechthebbende in rekening worden gebracht.

[13] Kamerstukken II, 1994/95, 23 700, nr. 5, p. 78.

[14] Vzr. CBb 27 oktober 2015, ECLI:NL:CBB:2015:372.

[15] ABRvS 21 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1618.

[16] CBb 30 december 2013, ECLI:NL:CBB:2013:315.

[17] CBb 30 oktober 2014, ECLI:NL:CBB:2014:413.

[18] CBb 30 december 2013, ECLI:NL:CBB:2013:315: “Dat appellant afstand heeft gedaan van zijn dieren dan wel de dieren zijn vrijgegeven betekent niet dat kosten, die daarna redelijkerwijs gemaakt zijn, niet meer bij hem in rekening gebracht kunnen worden.”

[19] ABRvS 2 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2380, AB 2015/205, m.nt. L.J.A. Damen.

[20] CBb 27 november 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BY998 en CBb 26 april 2012, ECLI:NL:CBB:2012:BW6727.

[21] CBb 30 december 2014, ECLI:NL:CBB:2014:491.

[22] CBb 30 december 2014, ECLI:NL:CBB:2014:491.

Print deze pagina

Leave a Reply

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *